soorten ondernemingen

• Economie
• Secundair onderwijs

Soorten ondernemingen

• Dienst- Profit onderneming
• Dienst- Non profit onderneming
• Handelsonderneming
• Productieonderneming

We kunnen handel drijven met:

• Diensten 
• Goederen

De volgende slides gaan over de dienstondernemingen

Een dienst is iets wat iemand anders voor ons doet.

1. Waar
2. Niet waar

Voorbeelden van dienstondernemingen die winst willen maken = Profit

Kapper

Taxi

Vuilnisophaling

Telefonie, energie en internet

Dit zijn ook allemaal diensten met Profit.

Deze ondernemingen maken dus ook winst!

Je spreekt van een Profitonderneming wanneer de onderneming winst wilt draaien.

1. waar
2. niet waar

Wat is dan Non-profit

Non-profit is een onderneming die geen winst wilt maken.

Ze noemen dit ook een 

VZW

Vennootschap zonder winstoogmerk

Non-profit is dan ook zoals niet commercieel werken.

1. waar
2. niet waar

Non-profit organisaties houden zich bezig met mens, dier, natuur en/of maatschappij.

www.nationaleberoepengids.nl

Profit	Non-profit
Bioscoop	School
Kapper	Ziekenhuis
Boekhouder	Bejaardentehuis
Zwembad	Hondenasiel

Zet hier nog voorbeelden van Non-profit ondernemingen.

Handelsonderneming

Een handelsonderneming verkoopt goederen/artikelen aan de consument.

Een goed is iets tastbaar. Je kan er bij manier van spreken een strik ronddoen.

1. Niet waar
2. Waar

Geef hier voorbeelden van een handelsonderneming

Productieonderneming

Een product moet gemaakt worden = geproduceerd worden

Hiervoor heb je een productieonderneming nodig. 

Denk bv aan frisdrank of chips.

Dit wordt allemaal geproduceerd in een fabriek.

Productieonderneming heeft meestal het doel om winst te draaien.

1. Niet waar
2. Waar

Geef zelf nog voorbeelden van een productieonderneming

learningapps.org

Er zijn 4 economische sectoren

1. niet waar
2. waar

Enkel de quartaire sector is non-profit

1. waar
2. niet waar

Geef een voorbeeld van primaire sector

Geef een vb van een secundaire sector

Geef een vb van tertiaire sector

De handelaars van de winkels in de stad behoren allemaal bij de tertiaire sector

1. waar
2. niet waar

Een bakker hoort bij de secundaire sector

1. waar
2. niet waar