Taalklas 1 extra H12 feest

• NT2
• ISK

Taalklas 1 extra H12

feest

Doelen

- we kennen 15 woorden

- we begrijpen de leestekst

- we antwoorden in juiste zinnen

Welke feesten ken jij?

Wat is het grootste feest?

Wanneer ben jij jarig?

Vier jij je verjaardag?

1. ja
2. nee

Wat doe je als je jarig bent?

Hoe vaak ben jij jarig geweest?

052

Wat eet je als het feest is?

Wat doe jij als er feest is?

Woorden

Feest

1.

1. oud en nieuw

2. 

2. vuurwerk

3. 

3. jarig

4. 

4. Koningsdag

5. 

5. kerstfeest

6. 

6. de uitnodiging

7.

7. de taart

8.

8. het kaarsje

9.

9. blazen

10.

10. de muziek

11.

11. het cadeau

12. 

12. sinterklaas

13. 

13. vrolijk

14.

14. suikerfeest

15.

15. offerfeest

16.

16. Divali

17.

17. Holi

18.

18. Pasen

19.

19. de slinger

20.

20. zingen

21.

21. dansen

22.

22. opruimen

NOG 1 X

Daarna dictee

1.

1. oud en nieuw

2. 

2. sinterklaas

3. 

3. kerstfeest

4. 

4. vuurwerk

5.

5. suikerfeest

6.

6. offerfeest

7.

7. Divali

8.

8. Holi

9.

9. Pasen

10. 

10. jarig

11.

11. de taart

12.

12. het kaarsje

13.

13. blazen

14. 

14. Koningsdag

15. 

15. kerstfeest

16. 

16. de uitnodiging

17.

17. de muziek

18.

18. het cadeau

19. 

19. vrolijk

20.

20. de slinger

21.

21. zingen

22.

22. dansen

23.

23. opruimen

Dictee! (1 - 23)

Dictee!

1. 

2.

3. 

4.

5.

6. 

7. 

8. 

9.

10.

11.

12.

13.

14. 

15.

16.

17.

18. 

19. 

20.

21.

22.

23.

Hoeveel woorden wist je nog?

023

NAKIJKEN

1. 

1. de uitnodiging

2.

2. de muziek

3. 

3. vrolijk

4.

4. zingen

5.

5. oud en nieuw

6. 

6. sinterklaas

7. 

7. kerstfeest

8. 

8. vuurwerk

9.

9. suikerfeest

10.

10. offerfeest

11.

11. Divali

12.

12. Holi

13.

13. Pasen

14. 

14. jarig

15.

15. de taart

16.

16. het kaarsje

17.

17. blazen

18. 

18. Koningsdag

19. 

19. kerstfeest

20.

20. het cadeau

21.

21. de slinger

22.

22. dansen

23.

23. opruimen

Hoeveel woorden had je goed?

023

woordzoekerfabriek.nl

STENCILS MAKEN

- leer de woordjes (1)

- vertaal de woorden (2)

- invuloefening (3)

- volgorde letters (4)

- leesopdracht (5)

2. Laat je woordenlijst zien

- overgeschreven

- vertaald naar jouw taal

3. invuloefening

- typ je antwoord

- verbeter je stencil

1. Wij ....................... de groente.

2. Wij eten rijst met .................

3. Er ligt ....................... op tafel.

4. Ik smeer ........................ op mijn brood.

1. fruit
2. boter
3. liter

5. Ik koop .................. op de markt.

1. fruit
2. boter
3. liter

6. Ik drink een ................. water.

1. fruit
2. boter
3. liter

7. ...................... zet ik op 180 graden.

1. Gezond
2. de kip
3. De oven

8. Ik bak ........................

1. Gezond
2. de kip
3. De oven

9. ........................ eten is goed voor je.

1. Gezond
2. de kip
3. De oven

10. ........................................... staat op tafel.

1. vers
2. de sla
3. De theepot

11. Het eten is ........................

12. .......................... komt uit de tuin.

1. vers
2. De sla
3. De theepot

13. De taart is .....................

1. afwassen
2. de schaal
3. zoet

14. Ik moet de borden .........

15. We gebruiken ................. voor de salade.

1. afwassen
2. de schaal
3. zoet

Laat je invuloefening zien

4. vul de goede letter in

Welke letter moet je in elk woord invullen?

k ......... p
fru ............ t
l ........... ter

v.....rs
ov.....n
g.....zond

z......et
b......ter
z.....ut

sl.....
w.....ssen
sch....al

5 Leesopdracht

5 Lees de tekst:

Peter en Sam komen vanavond bij Maria eten.

Zij zijn haar vrienden.

Ze komen om 6 uur.

Maria gaat vis maken inde oven.

Maria koopt de vis op de markt.

De vis op de markt is vers en niet duur.

Ze maakt ook sla met tomaten. Lekker en gezond!

Wie zijn Peter en Sam?

Waar koopt Maria de vis?

Wat maakt Maria nog meer?

woordzoekerfabriek.nl