Spelling 1.5 de persoonsvorm in samengestelde zinnen

DOEL

- DE PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN CORRECT SPELLEN




1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

DOEL

- DE PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN CORRECT SPELLEN




Slide 1 - Tekstslide

PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN


Je weet nu hoe je de persoonsvormen en onderwerpen kunt vinden in samengestelde zinnen, maar hoe spel je ze goed?



Slide 2 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

(Loop / liep) jij straks naar het evenement of (neem / nam) jij de bus?
A
loop / neem
B
loop / nam
C
liep / neem
D
liep / nam

Slide 3 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Op de veiling gisteren (biedt / bood) mijn oom op een schilderij, maar een andere koper (heeft / had) een hoger bod.
A
biedt / heeft
B
biedt / had
C
bood / heeft
D
bood / had

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Wanneer mijn tante naar Amerika (verhuist / verhuisde), (neemt / nam) ze haar huisdieren mee.
A
verhuist / neemt
B
verhuist / nam
C
verhuisde / neemt
D
verhuisde / nam

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Liesbeth (graaft / groef) gisteren allemaal gaten in de tuin, want ze (moet / moest) zo drie grondsoorten inleveren bij aardrijkskunde.
A
graaft / moet
B
graaft / moest
C
groef / moet
D
groef / moest

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Sommige mensen (bloost / blozen) altijd als ze het woord (krijgt / krijgen).
A
bloost / krijgt
B
bloost / krijgen
C
blozen / krijgt
D
blozen / krijgen

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Mijn broertje (brandde / brandden) bijna zijn vingers, toen hij de kaarsen (aanstak / aanstaken).
A
brandde / aanstak
B
brandde / aanstaken
C
brandden / aanstak
D
brandden / aanstaken

Slide 8 - Quizvraag

PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Zo schrijf je de persoonsvorm in een samengestelde zin:

  • zoek de persoonsvorm: zet de zin in gedachten in een andere tijd

VB: Lotte denkt dat haar cijfer een voldoende is.

->

Lotte dacht dat haar cijfer een voldoende was.



Slide 9 - Tekstslide

PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN

  • Kijk of het de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt) is
  • Vul de juiste vorm van het werkwoord in


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

GELEERD?

- DE PERSOONSVORMEN IN SAMENGESTELDE ZINNEN CORRECT SPELLEN




Slide 12 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 13 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 14 - Open vraag