Stroom door een stroomkring

Spanning en stroomsterkte 
  • Samen zeggen ze iets over hoe een elektrische stroom energie kan vervoeren door een stroomkring.  
  • De stroomsterkte vertelt je hoeveel van die deeltjes er per seconde voorbijkomen. 
  • De spanning vertelt je hoeveel elektrische energie elk deeltje met zich meeneemt.  
  • Hoe groter de spanning en de stroomsterkte is -> hoe meer energie er per seconden wordt vervoerd.   
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spanning en stroomsterkte 
  • Samen zeggen ze iets over hoe een elektrische stroom energie kan vervoeren door een stroomkring.  
  • De stroomsterkte vertelt je hoeveel van die deeltjes er per seconde voorbijkomen. 
  • De spanning vertelt je hoeveel elektrische energie elk deeltje met zich meeneemt.  
  • Hoe groter de spanning en de stroomsterkte is -> hoe meer energie er per seconden wordt vervoerd.   

Slide 1 - Tekstslide

De ampèremeter meet de stroomsterkte I (hoofdletter i) van de elektronen in ampère.
Hier is de stroomsterkte 0,90 A (ampère)

ampèremeter

Slide 2 - Tekstslide

Stroommeter
Met een stroommeter kun je meten hoe 'sterk' de elektrische stroom door een stroomkring is. 
De stroomsterkte geeft aan hoeveel deeltjes er In één seconde op een bepaalde plek in de stroomkring voorbij komen. 
Hoe meer deeltjes er per seconde voorbij komen, hoe groter de stroomsterkte.

Slide 3 - Tekstslide

Spanningsbronnen
- Elektriciteit wordt geleverd door een spanningsbron

Slide 4 - Tekstslide

Spanning (grootheid) U
- Een spanningsbron levert elektrische energie

- De sterkte van spanning geef je aan met de eenheid Volt (V)

- Spanning is de energie die de elektronen krijgen en kunnen weggeven

- Spanning meet je met een spanningsmeter of Voltmeter

Slide 5 - Tekstslide

Een spanningsbron levert elektrische energie.

De sterkte van een spanningsbron noemen we de spanning (U). 
De eenheid is volt (V)


Een stopcontact heeft
Een spanning van 230 V.

Slide 6 - Tekstslide

Wet van Ohm

Slide 7 - Tekstslide

Wet van Ohm
1

Slide 8 - Tekstslide

Wet van Ohm

Slide 9 - Tekstslide

Wet van Ohm

Slide 10 - Tekstslide

Fleur wil met de spanningsmeter een spanning meten van ongeveer 7V. Welke aansluiting kan zij dan het beste gebruiken?
A
0 - 3V
B
0 - 15V
C
0 - 30V
D
Het maakt niet uit of ze 0-15V of 0-30V gebruikt

Slide 11 - Quizvraag

De spanningsmeter uit de afbeelding is aangesloten op een spanningsbron.

Hoeveel spanning levert deze spanningsbron?
A
25,5 V
B
12,75 V
C
2,55 V

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?
A
200Ω
B
801Ω
C
1,8kΩ
D
Dat hangt van de spanning af.

Slide 13 - Quizvraag

Hoe meet je spanning?
A
Je kan maximaal 3 V meten
B
Je kan maximaal 15 V meten
C
Je kan maximaal 30 V meten
D
Dat kan je niet zeggen

Slide 14 - Quizvraag

In een schakelschema is dit het symbool voor een....
A
batterij
B
lamp
C
amperemeter
D
schakelaar

Slide 15 - Quizvraag

Op welke manier schakelen wij een amperemeter?
A
In serie
B
Parallel

Slide 16 - Quizvraag

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de aanwijzing van de stroommeter?
A
4 A
B
4 V
C
0,4 A
D
0,4 V

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel geeft de stroommeter aan?
A
36mA
B
3,6mA
C
3,3mA
D
3,8mA

Slide 19 - Quizvraag

De weerstand van een draad is te berekenen met:
A
R=U/I
B
R=I/U
C
R=U*I
D
R=U+I

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noemt het volgende symbool:
A
schakelaar
B
Voltmeter
C
Amperemeter
D
Lamp

Slide 21 - Quizvraag

Een lamp is aangesloten op een spanningsbron. Wat gebeurt er als je de spanning verdubbelt?
A
De lamp gaat 2x zo zacht branden
B
De lamp blijft even fel branden
C
De lamp gaat 2x zo fel branden
D
De lamp gaat 4x zo fel branden

Slide 22 - Quizvraag

Bereken de weerstandswaarde van de onbekende weerstand. Deze is.......
A
1 Ohm
B
2 Ohm
C
3 Ohm
D
4 Ohm

Slide 23 - Quizvraag