herhaling 6 en 8

H6 samenvatting
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H6 samenvatting

Slide 1 - Tekstslide

weerstation
Een weerstation is een verzameling van meetinstrumenten die waarnemingen doen over het weer.

Het KNMI gebruikt deze gegevens + satellietinstrumenten om voorspellingen te doen.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe een weersverwachting wordt gemaakt?
Meteorologische gegevens worden wereldwijd verzameld.
Gegevens worden ook vanuit de ruimte verzameld.
Computers gebruiken deze gegevens voor weermodellen.

Slide 3 - Tekstslide

Weeralarmen en kleurcodes
Weeralarmen worden vaak aangegeven met kleurcodes.
Deze codes geven de ernst van de situatie aan.
Ze helpen mensen bij het nemen van beslissingen.

Slide 4 - Tekstslide

Meetinstrumenten
Grootheid
Meetinstrument
Eenheid
Luchtdruk
barometer
hPa of bar
Luchtvochtigheid
hygrometer
%
Windsnelheid
anemometer
Bft of m/s
Neerslag
regenmeter
mm
Temperatuur
thermometer
°C  of K

Slide 5 - Tekstslide

Temperatuur
Temperatuur wordt aangegeven in °C of K


Slide 6 - Tekstslide

Luchtvochtigheid - Hygrometer
in lucht zit waterdamp
hoe meer waterdamp er in 
de lucht zit hoe hoger de
luchtvochtigheid

Slide 7 - Tekstslide

luchtvochtigheid
Wat is luchtvochtigheid?
  • luchtvochtigheid is de hoeveelheid  waterdamp (g/m3) in de lucht.
Wat is relatieve luchtvochtigheid?
  • geeft de hoeveelheid waterdamp, t.o.v. de maximale mogelijke hoeveelheid waterdamp, in procenten
Rel. Luchtvochtigheid = hh waterdamp : max. hh waterdamp x 100%

Slide 8 - Tekstslide

Het dauwpunt
De temperatuur waarbij waterdamp begint te condenseren heet het dauwpunt.
Wolken ontstaan op hoogten waar de temperatuur is afgekoeld tot het dauwpunt
De lucht zit dan "vol" met waterdamp

Slide 9 - Tekstslide

Deze les

  • Luchtdruk
  • Demo's 'Luchtdruk' 
  • maken opdrachten

Slide 10 - Tekstslide

Wind
Wind is lucht die beweegt.
Dat komt door luchtdrukverschillen.
Hoge en lage drukgebied.

Slide 11 - Tekstslide

Hoge en lage luchtdruk
Lage luchtdruk: ca. 970mBar
Gemiddelde luchtdruk: 1000mBar
Hoge luchtdruk: 1020mBar

Slide 12 - Tekstslide

Isobaren
Op deze kaart staan isobaren (lijnen).
De isobaren laten drukverschil zien.
Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe harder het waait.

Slide 13 - Tekstslide

Fasedriehoek

Slide 14 - Tekstslide

Verdeling in wolk
In het plaatje hiernaast zie je in welke fase de watermoleculen zich bevinden bij een bepaalde temperatuur.

  • Hoe hoger in de lucht, hoe lager de temperatuur is.

  • Er valt geen neerslag als de lucht omhoog stroomt, de lichte druppels en ijskristallen worden weer omhoog gestuwd.

  • Als de druppels of ijskristallen te zwaar zijn om omhooggestuwd te worden valt er wel neerslag

Slide 15 - Tekstslide

Ontstaan van onweer: ladingscheiding

Slide 16 - Tekstslide

Geluidssnelheid is 340 m/s

Je ziet de bliksem!
5 seconden later hoor je de donder

Hoever weg was de bliksem?

Slide 17 - Tekstslide

Veiligheid bij onweer
Hoge stroomsterkte van een blikseminslag is dodelijk. Blijft uit de buurt.
Regels:
   - Blijf uit de buurt van bomen en andere hoge voorwerpen (vooral bij metalen voorwerpen)
- Blijf uit het water
   - Maak jezelf zo klein mogelijk (op je hurken)
   - Ga nooit plat op de grond liggen.
Bliksemafleider zorgt dat bliksem door langs een andere weg kan wegvloeien.

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdstuk 8: Straling

Slide 19 - Tekstslide

8.1 Elektromagnetische straling
- Elektromagnetische straling verplaatst met de lichtsnelheid
- Zichtbaar licht is elektromagnetische straling
            kleuren hebben allen een andere golflengte
- Röntgenstraling, gammastraling, radiogolven, wifi, zijn allemaal elektromagnetische straling
- elektromagnetische straling brengt energie mee
         de hoeveelheid aan energie die wordt overgebracht hangt af van de golflengte

Slide 20 - Tekstslide

8.1 Elektromagnetische straling
Elektromagnetische straling verplaatst met de lichtsnelheid

Slide 21 - Tekstslide

Ioniserende straling
Elektromagnetische straling kan gevaarlijk zijn.
            Hoe meer energie het overbrengt, dus hoe kleiner de           golflengte, hoe gevaarlijker het wordt
Straling met veel energie kunnen moleculen en atomen aantasten
            Dit is ioniserende straling
Gamma straling en röntgenstraling zijn voorbeelden van ioniserende straling.
Een stof die ioniserende straling uitzend is radioactief.

Slide 22 - Tekstslide

8.2 Stralingsbronnen
Een atoom bestaat uit
positieve protonen
neutrale neutronen
(samen de atoomkern)
negatieve elektronen

Neutronen en protonen hebben dezelfde massa
1,7 x 10-24 gram

Slide 23 - Tekstslide

Het Ion

Slide 24 - Tekstslide

Atoomnummer en massagetal

Slide 25 - Tekstslide

Isotopen
Isotopen zijn dezelfde atoomsoort maar hebben een ander massagetal.

Het aantal protonen
blijft gelijk

Slide 26 - Tekstslide

Radioactiviteit
Isotopen kunnen radioactief zijn
Een instabiele kern valt dan uiteen (als er bijvoorbeeld te veel neutronen zijn)

hier komt straling bij vrij en ontstaat een andere atoomsoort.
dit heet radioactief verval
dit gaat door tot er een stabiele kern ontstaat

Slide 27 - Tekstslide

Er zijn drie soorten radioactieve straling:
Alfa straling - bestaat uit twee protonen en twee neutronen (een Helium kern)
Beta straling - bestaat uit een elektron
Gamma straling - is een vorm van elektromagnetische straling

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Activiteit
De activiteit zegt iets over hoeveel kernen er per seconde vervallen

bij 1 Bq (Becquerel) vervalt er 1 kern per seconde
bij 45 Bq vervallen er 45 kernen per seconde

Slide 30 - Tekstslide

8.3 Eigenschappen van straling
Doordringend vermogen - hoe ver straling door een stof heen dringt

Alfa straling heeft het kleinste doordringend vermogen

Gamma straling het grootste doordringend vermogen

Slide 31 - Tekstslide

8.3 Eigenschappen van straling
Dracht is de maximale afstand die de straling in een stof doordringt.
hoe groter het doordringend vermogen des te groter de dracht van de straling.

Je kan lood gebruiken om jezelf te beschermen, straling heeft een klein doordringend vermogen in lood.

Slide 32 - Tekstslide

Halveringsdikte
Hoe groter de dichtheid van een stof hoe beter straling wordt tegengehouden.

De halveringsdikte is de dikte waarna de straling in de stof is gehalveerd.
Na deze dikte is nog maar de helft van de straling over.

Slide 33 - Tekstslide

Halveringstijd
De halveringstijd is de tijd waarna er nog 50% van de oorspronkelijke activiteit over is.

Na deze tijd is de helft van alle kernen vervallen.

Elke stof heeft haar eigen halveringstijd.

Slide 34 - Tekstslide

8.4 Stralingsbescherming
Het gevaar van straling is dat je cellen beschadigt raken, ze kunnen afsterven, of juist enorm snel gaan delen.
De dosis is de hoeveelheid straling die je in een bepaalde tijd hebt ontvangen, dit meten wij in Sievert (Sv)
De maximale aanvaardbare dosis voor een mens is 5 mili-sievert (0,005 Sv)

de achtergrondstraling in Nederland is 2,5 mSv per jaar.

Slide 35 - Tekstslide

Besmetting
Hoeveel straling je ontvangt hangt af van
- Hoe lang je bestraalt wordt
- De afstand tussen jou en de bron
- De stoffen tussen jou en de bron

Als je radioactieve stoffen inneemt ben je besmet.
Je draagt dan een stralingsbron in je lichaam mee, dit is gevaarlijker dan even kort bestraalt zijn.

Slide 36 - Tekstslide

Radioactief afval
Radioactief afval zijn de stoffen die overblijven na kernsplijting.
Dit afval heeft een hoge activiteit en een hoge halfwaardetijd, dit afval blijft dus heel lang gevaarlijk.

in Nederland wordt het opgeslagen bij de COVRA, (Centrale opslag voor radioactief afval) voor 100 jaar, daarna wordt het onder de grond opgeslagen.
Radioactief afval afkomstig van de medische wereld wordt op een andere manier opgeslagen, omdat dit minder actief is.

Slide 37 - Tekstslide

8.5 Straling gebruiken
Vooral in de medische wereld worden verschillende soorten straling ingezet.

met Röntgenstraling kan je bijvoorbeeld foto's maken van je botten. De straling gaat door weefsel heen en komt op een beeldsensor, op die plekken is de foto zwart. 
Botten hebben een lager doorlatend vermogen en houd dus een deel van de straling tegen. er komt dan geen straling op de sensor en wordt het beeld op die plekken wit.

Slide 38 - Tekstslide

Röntgenstraling wordt ook ingezet bij een CT Scan. De beeldsensor meet dan hoeveel straling er door wordt gelaten en krijg je een 3d beeld van je lichaam
De straling bij een CT-scan is veel groter dan bij een normale Röntgenfoto.

Röntgenstraling wordt ook toegepast om bagage of vracht te controleren of bij een securityscan op het vliegveld.

Slide 39 - Tekstslide

Voor sommige scans krijgen patiënten een Tracer ingespoten, dat is een stof die gamma straling uitzend. Met een tracer kan je specifieker kijken naar de organen om vast te stellen wat er aan de hand is.

Straling kan ook gebruikt worden om tumoren te bestrijden. Bij Radiotherapie wordt er gamma straling op de tumor gericht waardoor deze stopt met groeien of zelfs vernietigd wordt. Gezonde cellen kunnen hier ook door beschadigen.

Slide 40 - Tekstslide

Bij uitwendige bestraling wordt een stralingsbundel van buitenaf op de tumor gericht

Bij inwendige bestraling krijgt de patiënt de radioactieve stoffen in het lichaam in de buurt van de tumor die dan bestraalt wordt.


Slide 41 - Tekstslide

CT scan

Slide 42 - Tekstslide

Röntgen apparaat
Een röntgenfoto of röntgenopname is een foto of digitale opname gemaakt met behulp van röntgenstraling

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide