6V examentraining

EXAMENVOORBEREIDING
SPELLING, INTERPUNCTIE EN GRAMMATICA
VALKUILEN
HERHALING:
ARGUMENTATIESCHEMA'S EN -STRUCTUREN
DROGREDENEN
BETROUWBAARHEID ARGUMENTATIE
IRONIE, SARCASME, UNDERSTATEMENT

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

EXAMENVOORBEREIDING
SPELLING, INTERPUNCTIE EN GRAMMATICA
VALKUILEN
HERHALING:
ARGUMENTATIESCHEMA'S EN -STRUCTUREN
DROGREDENEN
BETROUWBAARHEID ARGUMENTATIE
IRONIE, SARCASME, UNDERSTATEMENT

Slide 1 - Tekstslide

VALKUILEN
1. ORIËNTATIE (TITEL, INLEIDING EN SLOT)
2. VRAGEN OVERSLAAN
3. OPPERVLAKKIG LEZEN
4. TE SNEL TEVREDEN
5. AANWIJZING BIJ SAMENVATTING NEGEREN
5. GEEN VOLLEDIGE ZIN

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de redenering?

Slide 3 - Tekstslide

een redenering is
A
argumenten en standpunt samen
B
de argumenten die het standpunt ondersteunen
C
een reden
D
een foute argumentatie

Slide 4 - Quizvraag

Het alcoholprobleem is zo ernstig dat men zich op allerlei niveaus zorgen maakt. Alcohol is namelijk een erg schadelijk genotmiddel

..
A
Redenering op basis van.kenmerk
B
Redenering op basis van.vergelijking
C
Redenering op basis van.voorbeeld
D
Redenering op basis van.verklaring

Slide 5 - Quizvraag

Subjectieve tekst met een redenering

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 6 - Quizvraag

In die kleine cafés wordt minder buitensporig gedronken dan hier. In kleine dorpen wordt buitensporig gedrag ook gecorrigeerd.
A
Redenering op basis van. kenmerk
B
Redenering op basis van verklaring
C
Redenering op basis van vergelijking.
D
Een redenering van voorbeelden

Slide 7 - Quizvraag

Als je alcohol drinkt, kun je goed oud worden en lang plezier hebben. Mijn opa is 82 en die ouwe is nog heel kras en drinkt elke dag een halve liter jenever
A
Redenering op basis van. kenmerk
B
Redenering op basis van verklaring
C
Redenering op basis van vergelijking.
D
Een redenering van voorbeeld

Slide 8 - Quizvraag

Laat je niet bij je keuze niet leiden door je mening 
Een schrijver kan een andere mening hebben

Slide 9 - Tekstslide

Drogredenen.
Op het moment dat een argument onjuist is, is het een drogreden.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn drogredenen?
A
redenering met droge feiten
B
tegenargumenten
C
een reden die niet klopt, maar wel waarschijnlijk lijkt
D
argumenten om je standpunt te onderbouwen

Slide 11 - Quizvraag

Welke hoort NIET in het rijtje thuis?
Als je een betoog op aanvaardbaarheid wilt controleren, let je op....
A
welke argumenten zijn gebruikt?
B
Zijn het feitelijke of waarderende argumenten?
C
zijn de argumenten geen drogredenen?
D
Is de schrijver betrouwbaar?

Slide 12 - Quizvraag

Over welke drogredenen hebben wij het hier?

Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen trek
A
ontduiken van bewijslast
B
cirkelredenering
C
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 13 - Quizvraag

Blanken hebben geen ritmegevoel.
Welke drogredenering is hier gebruikt?
A
Persoonlijke aanval
B
Vals dilemma
C
Overhaaste generalisatie
D
Onjuist kenmerk/eigenschap

Slide 14 - Quizvraag

Drogredenen
Tegenwoordig heeft elke leerling een smartphone. Vind je het gek dat ze niet opletten in de les?
A
Vals dilemma
B
Verkeerde vergelijking
C
Oorzaak-gevolg
D
Ontduiken bewijslast

Slide 15 - Quizvraag

Welke goede argumenten kun je onderscheiden?
A
Feitelijke & Wenselijke argumenten
B
Standpunten en drogredenen
C
Wenselijke & Waarderende argumenten
D
Feitelijke & Waarderende argumenten

Slide 16 - Quizvraag

Drogredenen:
Belgen zijn slimmer dan Nederlanders. De winnaar van het Groot Dictee is immers meestal een Belg.
A
Overhaaste generalisatie
B
Oorzaak-gevolg
C
Verkeerde vergelijking
D
Cirkelredenering

Slide 17 - Quizvraag

Het is een goede beslissing geweest de scholen weer te openen. Onderwijs is belangrijk voor het welzijn, de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen en jongeren.
A
Kenmerken
B
Causaal
C
vergelijking
D
drogredenen

Slide 18 - Quizvraag

Ben je goed voorbereid op argumentatie- en drogredeneringsvragen?
A
ja, heel goed voorbereid
B
ja, een beetje voorbereid
C
nee, nauwelijks voorbereid
D
nee, nog helemaal niet voorbereid

Slide 19 - Quizvraag

Waar heb jij het meeste moeite mee voor je Nederlands examen?
A
De hoofdgedachte of het onderwerp vinden
B
Samenvatten
C
Argumenten of drogredenen
D
Nauwkeurig genoeg lezen

Slide 20 - Quizvraag

Betrouwbaarheid

Slide 21 - Tekstslide

Aanvaardbaar
Als je de tekst op betrouwbaarheid moet beoordelen kijk je naar de expertise van de schrijver 
de bron

Slide 22 - Tekstslide

Criteria voor aanvaardbaarheid van argumentatie


t

Slide 23 - Tekstslide

Gekleurd taalgebruik
Ironie, sarcasme, hyperbool en metafoor

Slide 24 - Tekstslide