P4_Woche_7_Stunde_1

Schwache Verben, haben und sein
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schwache Verben, haben und sein

Slide 1 - Tekstslide

Was wir heute machen werden: 
- Kurze Wiederholung: haben & sein 
- Schwache Verben
- Wann hast du die Prüfung? 
- Ausblick zu nächster Stunde

Slide 2 - Tekstslide

Kurze Wiederholung (=herhaling)
Je gaat zo een aantal vragen beantwoorden over de werkwoorden haben & sein. Deze werkwoorden hebben we aan het begin van het jaar behandeld. 
Viel Erfolg! :-)

Slide 3 - Tekstslide

haben

ich habe

du hast

er/ sie/ es haben

wir haben

ihr habt

sie/ Sie haben

timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habt
hast
hat
habe
haben
haben

Slide 5 - Sleepvraag

sein
ich bin 
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind
timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

Weet je het nog?Het werkwoord sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 7 - Sleepvraag

Schwache Verben 
Zwakke werkwoorden 
1. (fe)esttenten
2. met stam op een sisklank (-s, -ß, -sch of -z)
3.  met stam op een -d of -t 

Und danach werden wir üben (=oefenen)!

Slide 8 - Tekstslide

De stam van een werkwoord
Voordat je begint met het vervoegen van het werkwoord zoek je de stam op. 
Dit doe je als volgt:
Hele werkwoord -en
Zum Beispiel (Bijvoorbeeld): 
Hele werkwoord = gehen - stam = geh-
Daarna kunnen we gaan vervoegen -->

Slide 9 - Tekstslide

gehen - spielen - kommen
-hele ww    fe
stam
gehen - 
geh-
spielen
spiel-
kommen
komm-
ich              e
gehe
spiele
komme
du              st
gehst
spielst
kommst
er/sie/es      t
geht
spielt
kommt
wir            en
gehen
spielen
kommen
ihr               t
geht
spielt
kommt
sie/Sie      en
gehen
spielen
kommen
Werkwoorden met de (fe)esttenten-uitgangen. 

Slide 10 - Tekstslide

Sleep de juiste uitgang naar de juiste plek:
werkwoord: gehen (gaan)
ich          geh
du           geh
er/sie/es geh
wir          geh
ihr           geh
sie/Sie    geh
e
st
t
en
en
t

Slide 11 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
spiele
spielt
spielst
spielen
spielt
spielen

Slide 12 - Sleepvraag

Koppel de persoonlijke voornaamwoorden
kommen
komme
kommst
kommt
sie
wir
ich
du
er sie
es man
ihr
Sie

Slide 13 - Sleepvraag

Vervoeg het werkwoord: arbeiten (werken)
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
Sie / sie
arbeite
arbeitest
arbeitet
arbeiten
arbeitet
arbeiten

Slide 14 - Sleepvraag

Welke persoonlijke voornaamwoorden krijgen een extra -e tussen de stam en de uitgang?

Slide 15 - Open vraag

kommen
heißen
ich
komme
heiße
du
kommst
heißt
er/sie/es
kommt
heißt
wir
kommen
heißen
ihr
kommt
heißt
sie/Sie
kommen
heißen
Bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op -s,-ß, -sch of -z, krijgt de du-vorm alleen een -t als uitgang. 

Slide 16 - Tekstslide

Welke vorm van het werkwoord hoort bij het persoonlijk voornaamwoord?
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
heiße
heißen
heißen
heißt
heißt
heißt

Slide 17 - Sleepvraag