3.3 - Experimenteren: Transport door celmembranen

Hoofdstuk 3
Onderzoek doen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
Onderzoek doen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 Onderzoek doen
3.1 - Waarneming: je eten bederft
3.2 - Onderzoeksvraag: Hoe rem je voedselbederf
3.3 - Experimenteren: Transport door celmembranen
3.4 - Resultaten en conclusie: Meten is weten!
3.5 - Discussie: Mag biotechnologie?

Slide 2 - Tekstslide

3.3 - 
Experimenteren:
Transport

Slide 3 - Tekstslide

Doelen van deze paragraaf
- Je kan uitleggen wat diffusie is
- Je kan uitleggen op welke manieren diffusie plaatsvind in cellen
- Je kan het verschil uitleggen tussen actief en passief transport
- Je weet wat endocytose en exocytose is
- Je weet wat de osmotische waarde inhoudt
- Je kan uitleggen wat het verschil is tussen een hypertone, isotone en hypotone oplossing
- Je kan uitleggen wat turgor is
- Je kan uitleggen wat plasmolyse is

Slide 4 - Tekstslide

Transport door het celmembraan
Celmembraan aan buitenkant dierlijke cel
Dubbele laag moleculen (fosfolipiden en eiwit) (Binas 79D, H2)


Slide 5 - Tekstslide

Transport door het celmembraan
Celmembraan aan buitenkant dierlijke cel
Dubbele laag moleculen (fosfolipiden en eiwit) (Binas 79D, H2)

Fosfolipiden: vetachtig -> andere vetachtige stoffen kunnen er daardoor doorheen (bijv. bepaalde hormonen)

Slide 6 - Tekstslide

Transport door het celmembraan
Celmembraan aan buitenkant dierlijke cel
Dubbele laag moleculen (fosfolipiden en eiwit) (Binas 79D, H2)

Eiwitten: transportkanaaltjes
Voor elke stof een ander kanaal


Slide 7 - Tekstslide

Transport door het celmembraan
Celmembraan aan buitenkant dierlijke cel
Dubbele laag moleculen (fosfolipiden en eiwit) (Binas 79D, H2)

O2 en CO2 kunnen zo door het celmembraan heen: Diffusie
Kost geen energie (passief transport)

Van hoge concentratie naar lage concentratie (netto-transport)

Slide 8 - Tekstslide

Watertransport
Via 'waterkanaaltjes' -> osmose (passief)

Van lage concentratie opgeloste deeltjes naar hoge concentratie

Hierdoor wordt de lage concentratie hoger en de hoge concentratie lager

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Energie voor transport
Ionen (Na+, Cl-) en moleculen (glucose) hebben ook eigen transportkanaaltjes

Met concentratie mee (dus van hoge concentratie naar lage concentratie): passief transport
Tegen concentratie in (dus van lage concentratie naar hoge concentratie): actief transport

Slide 11 - Tekstslide

Membraantransport voor grote deeltjes
Endocytose: grote deeltjes (sommige moleculen) omringd door en 'verpakt' in celmembraan

Bijvoorbeeld witte bloedcellen of eencelligen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Membraantransport voor grote deeltjes
Exocytose: grote deeltjes aangemaakt in de cel
Transport via transportblaasjes (gemaakt in Golgi-systeem)

Versmelten met celmembraan

Slide 14 - Tekstslide

Osmose in plantaardige cellen
Plantencellen hebben celwanden - werken als een soort koffiefilter (permeabel)
Celmembranen laten niet alles door (selectief-permeabel)

Veel water in de cel -> celmembraan drukt stevig tegen celwand: turgor
Veel water uit de cel -> celmembraan laat los van celwand: plasmolyse

Slide 15 - Tekstslide

Osmotische waarde
Hypertonisch - oplossing met de hoogste osmotische waarde
Rode bloedcel in hypertonische omgeving geeft water af -> krimpt

Hypotonisch - oplossing met de laagste osmotische waarde
Rode bloedcel in hypotonische omgeving neemt water op -> zwelt op en barst

Slide 16 - Tekstslide

Osmotische waarde
Isotonisch - oplossing met gelijke osmotische waarde
Rode bloedcel in isotonische omgeving neemt evenveel water op als het afstaat -> stabiele situatie

Bron 17 (blz 100)

Slide 17 - Tekstslide

Houdbaarheid voedsel vergroten
Conserveren -> osmotische waarde van oplossing rondom ziekteverwekker wordt verhoogd -> ziekteverwekker geeft water af en sterft

Slide 18 - Tekstslide

Aan het werk
Verwerk de paragraaf op een manier die je prettig vind
Zorg dat je de doelen van deze les bereikt:
- Je kan uitleggen wat diffusie is
- Je kan uitleggen op welke manieren diffusie plaatsvind in cellen
- Je kan het verschil uitleggen tussen actief en passief transport
- Je weet wat endocytose en exocytose is
- Je weet wat de osmotische waarde inhoudt
- Je kan uitleggen wat het verschil is tussen een hypertone, isotone en hypotone oplossing
- Je kan uitleggen wat turgor is
- Je kan uitleggen wat plasmolyse is

Slide 19 - Tekstslide

Vragen

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een celmembraan?
A
laagje vet- en eiwitmoleculen om de vacuole
B
laagje vet- en eiwitmoleculen om de kern
C
laagje vet- en eiwitmoleculen om de cel

Slide 21 - Quizvraag

Deze cel(len) heeft(hebben) een celmembraan:
A
plantencel
B
dierencel
C
beide

Slide 22 - Quizvraag

Wat gebeurt er altijd bij diffusie?
A
deeltjes trekken elkaar aan
B
deeltjes verspreiden zich zo goed mogelijk
C
deeltjes verplaatsen zich door een celwand
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 23 - Quizvraag

Wat is osmose?
A
Het passeren van een stof, bijv. zuurstof
B
Het passeren van een stof, bijv. water
C
Het passeren van de stoffen zuurstof en water
D
Het passeren van opgeloste stoffen

Slide 24 - Quizvraag

osmose is een vorm van
A
actief transport
B
passief transport

Slide 25 - Quizvraag

wat is turgor?
A
druk van de cel tegen de celwand
B
druk van de celwand tegen de cel
C
druk van de celmembraan tegen de celwand
D
druk van de celwand tegen de vacuole

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer treedt plasmolyse op in een plantaardige cel?
A
Als de osmotische waarde van de extracellulaire vloeistof hoger is
B
Als de osmotische waarde van de extracellulaire vloeistof lager is
C
Als de osmotische waarde van extracellulaire vloeistof gelijk is aan de cel

Slide 27 - Quizvraag

Passief transport van deeltjes (diffusie en gefaciliteerde diffusie) is altijd....
A
met de concentratiegradiënt mee (van hoog naar laag)
B
tegen de concentratiegradiënt in (van laag naar hoog)

Slide 28 - Quizvraag

Een plantencel wordt in een hypertonische oplossing gelegd. Wat gebeurt er met deze cel?
A
de cel krimpt
B
de cel zwelt op
C
de cel verandert niet van vorm

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk
Verwerk 3.1 op je eigen manier
Lees 3.2

Slide 30 - Tekstslide