Nieuwsbegrip_week13_oudestripgeveild_dssv
1 / 16
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Link
Slide 4 - Tekstslide
1. het exemplaar (r. 8)
Tip: In de tekst staan synoniemen.
Tip: In de tekst staan synoniemen.
Slide 5 - Open vraag
2. bij opbod verkocht worden (r. 8)
Tip: In de tekst staat uitgelegd wat dit betekent.
Tip: In de tekst staat uitgelegd wat dit betekent.
Slide 6 - Open vraag
3. de editie (r. 21)
Tip: In de tekst staan synoniemen
Tip: In de tekst staan synoniemen
Slide 7 - Open vraag
4. de oplage (r. 22)
Tip: In de tekst staat uitgelegd wat dit betekent.
Tip: In de tekst staat uitgelegd wat dit betekent.
Slide 8 - Open vraag
5. de conditie (r. 25)
Tip: In de tekst staat met een voorbeeld uitgelegd wat dit betekent.
Tip: In de tekst staat met een voorbeeld uitgelegd wat dit betekent.
Slide 9 - Open vraag
6. opbrengen (r. 30)
Tip: In de tekst staan woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
Tip: In de tekst staan woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
Slide 10 - Open vraag
7. de herdruk (r. 32)
Tip: Kijk goed naar het woord zelf. Wat is het verschil met een eerste druk?
Tip: Kijk goed naar het woord zelf. Wat is het verschil met een eerste druk?
Slide 11 - Open vraag
8. daarentegen (r. 33)
Tip: Dit is een signaalwoord voor een tegenstelling.
Tip: Dit is een signaalwoord voor een tegenstelling.
Slide 12 - Open vraag
9. beduidend (r. 35)
Tip: Misschien moet je ook aan het woord duidelijk denken?
Tip: Misschien moet je ook aan het woord duidelijk denken?
Slide 13 - Open vraag
10. het personage (r. 38)
Tip: Herken je het woord persoon in dit woord?
Tip: Herken je het woord persoon in dit woord?
