GV Argumenten discussie

Wat is een argument?
A
De mening van de schrijver
B
de onderbouwing van de mening
C
Een conclusie van de mening
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat is een argument?
A
De mening van de schrijver
B
de onderbouwing van de mening
C
Een conclusie van de mening

Slide 1 - Quizvraag

Wat betekent het woord tussen haakjes?

Meneer Raven is een (autoriteit) als het gaat over wetskennis.

A
wetenschapper
B
studiebol
C
muggenzifter
D
deskundige

Slide 2 - Quizvraag

Je hebt een discussie over mondkapjes en iemand geeft als argument aan dat covid 19 waarschijnlijk is ontstaan bij vleermuizen.
A
argument is niet juist
B
argument is niet geldig
C
argument is relevant

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het autoriteitsargument?
A
Veel mensen vinden vlees eten slecht.
B
Je kozijn is slecht geschilderd. Mijn broer, die schilder is, zou het anders doen.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Deel 2 discussie
Doel gesprek
Hoe gedraag je je?
Interactie?
Bruggetjes

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Als je klasgenoot te veel praat dan praat ik gewoon door hem heen.
A
goed idee
B
slecht idee

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Als we te lang over een argument door gaan, dan probeer ik over te gaan op een ander onderwerp door: 'Ik snap dat goed, maar..'
A
goed idee
B
slecht idee

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Een spiekbrief mag je bij het examen gesprekken voeren houden.
A
waar (mits in steekwoorden)
B
waar
C
niet waar
D
niet waar (je hoort dan ook of je voor of tegen bent)

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Gesprekken voeren 
Discussie over stelling
Je hoort of je voor of tegen bent
Voor- en tegenargumenten voorbereiden
(met een argumentatiestructuur)

Slide 24 - Tekstslide