3.1 + 3.2 Voedselbederf + onderzoek doen




Deze les:
  • Herhaling §5.3 Voedsel door micro-organismen
  • Herhaling §3.1 + 3.2 Voedselbederf
  • Heel veel oefenen met onderzoek doen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les




Deze les:
  • Herhaling §5.3 Voedsel door micro-organismen
  • Herhaling §3.1 + 3.2 Voedselbederf
  • Heel veel oefenen met onderzoek doen

Slide 1 - Tekstslide

Melkzuurgisting is een anaeroob proces
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Door de omzetting in melkzuur door melkzuurbacteriën wordt melk of zuurkool langer houdbaar, hoe komt dat?
A
Alle zuurstof wordt opgebruikt bij de dissimilatie
B
Er is hierdoor geen water meer aanwezig
C
De pH gaat hierdoor omhoog
D
De pH gaat hierdoor omlaag

Slide 3 - Quizvraag

Brood rijst door de ontstane alcohol
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Melkzuurgisting
Melkzuurbacteriën gebruikt voor maken van yoghurt

Anaerobe dissimilatie
C6H12O6 -> 2 C3H6O3 + 2ATP 

Door melkzuur wordt de pH lager, ziekteverwekkers kunnen er niet leven (yoghurt, zuurkool)

Slide 5 - Tekstslide

Alcoholische gisting
Anaerobe dissimilatie:
C6H12O6 -> 2 C2H6O + 2 CO2 + 2 ATP

C2H6O: Ethanol (alcohol)

CO2 wordt voor het afsluiten van de fles verwijderd bij niet-mousserende wijnen

Slide 6 - Tekstslide

§3.1 + 3.2 Leerdoelen
  1. Je legt uit hoe voedselinfectie en voedselvergiftiging ontstaan 
  2. Je legt uit hoe je voedselinfectie door micro-organismen en virussen kunt tegen gaan
  3. Je legt de werking uit van verschillende technieken om voedsel te conserveren
Check Classroom voor een tabel met leerdoelen, begrippen en binastabellen!

Slide 7 - Tekstslide

Voedselbederf door micro-organismen


Alle organismen die je niet met het blote oog kunt zien...

En daar zijn er ontzettend veel van!

Slide 8 - Tekstslide

Bacteriën
Vermeerderen zich
door ongeslachtelijke 
voortplanting (mitose) 
bij gunstige omstandigheden.
Alle bacteriën in een kolonie zijn genetisch identiek aan elkaar, ze zijn elkaars klonen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Bacteriën
Onder ongunstige
omstandigheden vor-
men ze sporen.
In een spore staan de levensprocessen stil. De spore vormt weer een levende bacterie als de omstandigheden weer goed zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn ongunstige omstandigheden voor bacteriën? Noem er minstens 2!

Slide 12 - Open vraag

Schimmels
Vormen lange draden
van 1 cellaag dik.
Die schimmeldraden heten
mycelium.
Schimmels kunnen zich ongeslachtelijk en geslachtelijk voortplanten.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Virussen
Erfelijk materiaal (RNA
 of DNA) in een
eiwitmantel.
Ze vermeerderen met behulp van een gastheercel.

Leven ze?

Slide 15 - Tekstslide

Voedselinfectie voorkomen
Je voedsel kan bederven doordat het geïnfecteerd wordt door micro-organismen: schimmels of bacteriën.

Hygiënisch werken: 
  • handen wassen
  • kruisbesmetting voorkomen (scheiden)
  • Conserveren van voedsel => §3.2

Slide 16 - Tekstslide

Vacuum verpakken

Slide 17 - Tekstslide

Vriesdrogen

Slide 18 - Tekstslide

Suiker of zout toevoegen

Slide 19 - Tekstslide

Conserveermiddelen

Slide 20 - Tekstslide

Temperatuurbehandeling

Slide 21 - Tekstslide

Doorstralen

Slide 22 - Tekstslide

Waarom kan je vlees dat je hebt gebakken, niet snijden op de snijplank waarop je het rauwe vlees hebt klaargemaakt?

Slide 23 - Open vraag

Verschillende bacteriën kunnen voedselvergiftiging veroorzaken. Welke van de onderstaande bacteriën zijn veelvoorkomende veroorzakers van voedselvergiftiging?
A
E. Coli
B
M. vanniellii
C
E. faecalis
D
T. pallidum

Slide 24 - Quizvraag

Verschillende voedingsmiddelen bestaan uit verschillende typen voedselconservering. Verbind de voedingsmiddelen met het juiste type voedselconservering. 
Jam
Melk
Koffie
Peterselie
Suiker toevoegen
Verhitten
Vriesdrogen
Vacuum

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Link

Onderzoek doen 'op papier'
Maak nu opdracht 29 (2013-1) en 9 (2008-1) via biologiepagina

Een aantal aandachtspunten: 
  • Slechts 1 factor/variabele mag verschillen per proef -> je maakt groepen (hoe groot?) waar die factor/variabele verschilt
  • Controle experiment om te laten zien dat andere factoren geen invloed hebben -> alle andere omstandigheden moeten gelijk zijn
  • Noteer altijd wat je wanneer gaat meten!

Slide 27 - Tekstslide