woordtrainer 1
1 / 15
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke dagen zijn het weekend?
A
vrijdag en zaterdag
B
zondag
C
zaterdag
D
zaterdag en zondag
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de derde (3e) maand?
Slide 3 - Open vraag
Ik wacht op de bus bij de .....
A
stoep
B
halte
C
fles
D
feest
Slide 4 - Quizvraag
Wat doet de man ?
Slide 5 - Open vraag
Wat doet de man?
Slide 6 - Open vraag
Welke datum staat hier?
13-09
13-09
A
13 augustus
B
13 oktober
C
13 september
Slide 7 - Quizvraag
Welk woord past er in de zin?
Het kind loopt op de ......
Het kind loopt op de ......
A
feest
B
stoep
C
hand
D
broek
Slide 8 - Quizvraag
welk woord past niet in de rij?
drinken-vallen-lopen-de hand
drinken-vallen-lopen-de hand
A
drinken
B
vallen
C
lopen
D
de hand
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord bedoel ik?
Slide 10 - Open vraag
Welk woord bedoel ik?
Slide 11 - Open vraag
Augustus is de .... maand
A
achtde
B
achtste
Slide 12 - Quizvraag
Welke datum is dit?
28-09
28-09
A
28 september
B
28 augustus
Slide 13 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
Hij ...... aan het haar van het meisje.
Hij ...... aan het haar van het meisje.
A
valt
B
loopt
C
trekt
Slide 14 - Quizvraag
Welk woord past in de zin:
De sap valt op de ......
De sap valt op de ......
A
fles
B
broek
