Klas 4 praten en woordenboek en lezen

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui
  • parler (un peu)
  • oefenen met het woordenboek
  • lire

Slide 2 - Tekstslide

Parler
A
B
Hallo
Hallo! Hoe gaat het? 
En gaat goed, en met jou?
Het gaat goed.
Hoe heet jij? 
Ik heet...
Waar woon jij? 
Ik woon in ...
Hoe oud ben jij? 
Ik ben ...

Slide 3 - Tekstslide

Comment utiliser un dictionnaire?

Slide 4 - Tekstslide

Hoe gebruik je een woordenboek?

  1. De woorden staan op alfabetische volgorde.
  2. Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  3. Bedenk welke vertaling het meest logisch in de zin is.
  4. Zoek naar de stam van het woord!

Slide 5 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
7
8
9
ampoule
annonce
annulaire
anticiper
apaiser
apparaître
apparent
appuyer
aptitude

Slide 6 - Sleepvraag

Stam van het woord

Il faisait trop froid dehors                         >   stam = faire
Elle avait aimé son nouveau portable  >   stam = avoir + aimer
Elle était très fatiguée.                              >   stam = être
Tués par les produits toxiques                >   stam = tuer
Cette organisation lutte contre...            >   stam = lutter
Il travaille lentement.                                 >   stam = lent

Slide 7 - Tekstslide

Stam van het (werk)woord

Il faisait trop froid dehors                         >   stam = 
Elle a aimé son nouveau portable            >   stam = 
Elle était très fatiguée.                              >  stam = 
Tués par les produits toxiques                 >   stam = 
Cette organisation lutte contre...             >   stam = 
Il travaille lentement.                               >   stam =


Slide 8 - Tekstslide

Devine le mot 
Het raden van een woord is ook een vaardigheid die je kunt ontwikkelen. Zo hoef je niet elke keer het woordenboek erbij te pakken.  
Je kan de betekenis soms uit een zin halen, het woord kan op het Nederlands lijken of misschien herken je al een deel van het woord. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
parlent

Slide 10 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
rapidement

Slide 11 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
bonnes

Slide 12 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
pauvres

Slide 13 - Open vraag

Texte 12
Welke oplossing hoort bij welk raadsel?
Let op: je houdt één (foute) oplossing over.
a une grenouille
b un lit
c un parapluie
d un timbre
e la pêche

Slide 14 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?

  • We hebben geoefend met praten
  • We weten meer over het gebruik van het woordenboek
  • We hebben geoefend met lezen

Slide 15 - Tekstslide