2 October Unit 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

3 October Unit 1

Tasks this week:

Unit 1 - Lesson 4 and study studybox 4

What's the date today?
(Schrijf voluit)

Maak een zin met 'to sing' waarin je de present continuous gebruikt.

Wanneer gebruik je de present simple?

Wat zijn intensifiers?

Intensifiers zijn woorden die de betekenis van andere woorden intenser maken/ versterken. In het Nederlands heten deze woorden bijwoorden.

It is very exciting to be back after an incredibly long break.

I was kind of disappointed about my test results.

Waar staan intensifiers?

Intensifiers  staan direct vóór het woord waar ze iets over zeggen en geven antwoord op de vraag: Hoe? (How?)

Ralph is angry.               Ralph is boos.

Hoe boos is Ralph?

Ralph is really angry.

She is creative.               Ze is creatief.

Hoe creatief is ze?

She’s extremely creative.

Wat zijn intensifiers?

IMPORTANT!

Don't confuse to with too

to = naar  

too = te  

Tips

• Vertaal de zin en bepaal welk woord het meest passend is.
• Leer de betekenis van alle 'intensifiers' uit je hoofd.

Voorbeeldzinnen

1. Have you seen Henk? He is so incredibly hot.

2. David is such a funny guy.

3. I am too tired to do my homework.

4. Kevin is a really good kisser.

Wanneer gebruik je een intensifier in een zin?

1. om de zin langer te maken
2. om de betekenis van een ander woord af te zwakken
3. om de betekenis van een ander woord te versterken

Welke is geen intensifier?

1. extremely
2. really
3. too
4. quickly

Kies de juiste intensifier:

This story is far perfectly / too / such scary for me. I can’t continue reading.

1. perfectly
2. too
3. such

Kies de juiste intensifier:

Thank you perfectly / very / seriously much!

1. Perfectly
2. Very
3. Seriously

Welke van deze woorden zijn intensifiers: absolutely, deeply, extremely, quite, really, so, too, very

1. allemaal
2. geen van allen
3. alleen absolutely
4. alleen really

Intensifiers: samengevat

Wat?: versterkt(=intensifies) de betekenis van een ander woord 

Hoe?: zet het woord voor het woord waar ze iets over zeggen.

Vb: She is extremely angry right now. 

Prepositions of place

Preposition of place

- things that are higher 

   than something else

- over --> movement

- over --> if something is

                  covered

&

3. Prepositions of place

Pick the right answer!

1. under
2. in front of
3. between
4. below

Prepositions of place

Pick the right answer!

1. next to
2. among
3. over
4. between

Prepositions of place

Pick the right answer!

1. I’m on an airplane.
2. I’m in an airplane.

Prepositions of place

Pick the right answer!

1. She is between the chair and the table.
2. She is among the chair and the table.

Wat is de weektaak voor deze week?

Design your own test

design 4 assignments

• 1 about vocabulary
• 1 about expressions
• 2 about Grammar

Each activity should contain at least 10 questions