Toetsinformatie 3.3 Lezen

Lesplanning
1. Het journaal

2. Terugblik 

2. Uitleg: Herhaling Lezen 3.3

3. Bespreken: De Leestaak 22 t/m 27    24x


4. Lesafsluiting

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
1. Het journaal

2. Terugblik 

2. Uitleg: Herhaling Lezen 3.3

3. Bespreken: De Leestaak 22 t/m 27    24x


4. Lesafsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
1. Je kan een betoog lezen 

2. Je kan vaststellen of informatie subjectief is 

3. Je kan de functies van de inleiding en slot benoemen

4. Je kan vaststellen of informatie bruikbaar is 

Slide 2 - Tekstslide

Objectieve informatie
- neutraal
- feiten
- encyclopedie (Wikipedia)
- nieuwsbericht
- kun je controleren 
- lezer mag verwachten dat het waar is 

Slide 3 - Tekstslide

Subjectieve informatie 
- mening
- overtuigen (betoog)
- kun je niet controleren
- je hoeft het er niet mee eens te zijn

Slide 4 - Tekstslide

Betoog 
  • In een betoog geeft de schrijver zijn mening (= subjectieve informatie). Zijn mening licht hij die toe met argumenten. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat zijn mening juist is.

    Voorbeelden van betogen zijn: ingezonden brief, boekbespreking, filmrecensie.

Slide 5 - Tekstslide

Indeling betoog
  • Veel betogen hebben een driedeling:
  1. inleiding: de schrijver formuleert zijn mening;
  2. kern: hij geeft argumenten voor zijn mening;
  3. slot: hij trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen.

Slide 6 - Tekstslide

Subjectieve informatie
  • In een betoog zit altijd subjectieve informatie. De mening die de schrijver verdedigt, is altijd subjectief. De argumenten kunnen zowel subjectief als objectief zijn.

vb: Alle leerlingen mogen spiekbriefjes gebruiken bij toetsen.
Argumenten:
subjectief - Het is fijn als je je antwoord nog even kunt checken.
objectief - De cijfers zullen hoger zijn. 

Slide 7 - Tekstslide

Uiteenzetting
  • Gebaseerd op feiten en heeft als doel de lezer  te informeren over een bepaald onderwerp. De schrijver legt iets op een neutrale manier uit. Er komt geen mening van de schrijver in voor, maar wel kunnen er meningen van anderen in staan. Je kunt het zien als een meer uitgebreide versie van een informatieve tekst. Naast puur informatie geven is de schrijver ook bezig met uitleggen, beschrijven en verklaren. Voorbeelden van uiteenzettingen zijn schoolboekteksten, zakelijke brieven en verslagen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Maken:
De leestaak opdr. 22 t/m 27
opdr. 24 X

 blz. 36 t/m 41

Slide 11 - Tekstslide