Lección 4: Complemento directo

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡Bienvenidos a la clase de español!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We starten in 5 minuten met de les.
We starten in 5 minuten met de les.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Registro de asistencia

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plan de Clase 
¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Doornemen: 30 woorden van hfdst 1
C. Doornemen: complemento directo
D. Oefenen: complemento directo
E. Afsluiten

Slide 5 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Objetivos
Después de la clase...

  • Weet je wat de lijdend voorwerp is.
  • Ken je de voornaamwoorden van het lijdend voorwerp in het Spaans
  • Ken je waar het lijdend voorwerp staat in een zin.
  • Ik kan in geoefende zinnen het meewerkend voorwerp aanwijzen.
  • Ik ken 30 woorden uit de woordenlijst van Bron B



 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los deberes
Los deberes para la próxima clase:

Leren: Vocabulario B & C pagina 52 & 53
- Hulpmiddel: Quizlet
Herhalen: El complemento indirecto
  - Hulpmiddel: Lessen Lessonup
Maken : opdracht 14 a,b en d pagina 17 & 18

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repaso de las palabras aprendidas en la clase anterior
BRON B pagina 52

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Wat:
Maak de opdrachten van het werkblad.
Hoe:
Werk in tweetallen of zelfstandig.
Waar:
Noteer de antwoorden in je schrift.
Hulpmiddel:
Gebruik Paso Adelante of de uitleg uit de les.


Heb je een vraag? 
Steek je vinger op, dan kom ik naar je toe.
Klaar?
Maken: opdracht 14 a,b en d pagina 17 & 18
¡A trabajar! 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Wat: Betekenissen zoeken van 10 woorden uit het woordenlijst. 
Hoe: In groepjes van twee of individueel 
Waar: In je schrift
Hulpmiddel: Paso Adelante tekstboek

Klaar?
Kies 2 woorden en maak 2 zinnen.
Gebruik: mijnwoordenboek.nl 
¡A practicar! 
1. Ofrecer ________________
2. Poseer ________________
3. las rebajas ________________
4. recoger ________________
5. reducir ________________
6. reservar ________________
7. sutil ________________
8. la tendencia ________________
9. tener que ________________
10. los vaqueros ________________
11. la vergüenza ________________
12. volver a ________________
13. el jersey ________________
14. de trui ________________
15. permitir ________________
16. señalar ________________








aquí
hier






esto
  1. dit

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een meewerkend voorwerp?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bron B pagina 52
Repaso del complemento indirecto

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Complemento directo
Lijdend voorwerp
pagina 46

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het lijdend voorwerp
El complemento directo
  • Wat is een lijdend voorwerp?
  • Vorm in het Spaans
  • Plaats in de zin

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een lijdend voorwerp/ complemento directo?
Degene die/ datgene dat de werking van gezegde ondergaat. 


Ejemplos/ voorbeelden:   
Maria koopt een nieuwe auto.= Maria koopt hem.
Maria compra un coche= Maria lo compra.


                   Wie of wat koopt Maria=een nieuwe auto. 


Vraag:  wie of wat + wwg + onderwerp

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vorm
Yo
me
te
Él/ella/usted
lo/la
nosotros
nos
vosotros
os
ellos/ellas/ustedes
los/las
mij
jou
hem/haar/u
ons
jullie
hun/u mv
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡A practicar!
Primer paso: Vind het lijdend voorwerp in de volgende zinnen.

  1. El niño busca un collar para su perro.
  2. Marisol cantó una canción para su hermana.
  3. José Pedro compra comida para su gato.
  4. Analía regaló un libro a su madre.
  5. Juan tiró la pelota a su hermana.

 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡A practicar!
Segundo paso: Vervang het lijdend voorwerp in de volgende zinnen voor de juiste voornaamwoord(als lijdend voorwerp)

  1. El niño busca un collar para su perro.
  2. Marisol cantó una canción para su hermana.
  3. José Pedro compra comida para su gato.
  4. Analía regaló un libro a su madre.
  5. Juan tiró la pelota a su hermana.

 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plaats in de zin
Net als het meewerkend voornaamwoord staat het lijdend voorwerp voor de persoonsvorm. 

Jorge ha visto el partido = Jorge lo ha visto.
Claudia ha contado un chiste= Claudia lo ha contado

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp
Bij een combinatie van een meewerkend voorwerp en een lijdend voorwerp:
Staat het meewerkend voorwerp vooraan en het meewerkend voorwerp le(s) verandert dan in se. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡A practicar!
Tercer paso: Schrijf de zin opnieuw met de juiste persoonlijke voornaamwoord van de complemento directo. 

  1. El niño busca un collar para su perro.
  2. Marisol cantó una canción para su hermana.
  3. José Pedro compra comida para su gato.
  4. Analía regaló un libro a su madre.
  5. Juan tiró la pelota a su hermana.

 

Lo/La
Los/Las

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Lees de volgende zinnen aandachtig door.
b. Identificeer het complemento directo in elke zin.
c. Noteer het complemento directo naast elke zin.
  1. Maria lee la revista.
  2. El perro persigue al gato.
  3. Nosotros escuchamos música.
  4. ¿Viste la película anoche?
  5. Los niños comen helado en el parque.
  6. Juan encontró un tesoro en la playa.
  7. Ella pidió un café en la cafetería.
¡A practicar!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

¡Nos vemos la próxima clase!
¡Nos vemos la próxima clase!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies