Les 01 - Grammatica woordsoorten

Introductie grammatica woordsoorten
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Introductie grammatica woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- hoe je de meest gangbare woordsoorten kunt benoemen; 
- welke verschillende voornaamwoorden er zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ontleding
Er zijn twee manieren om zinnen te ontleden: 

- we kunnen ieder afzonderlijk woord in de zin benoemen.
Dit noemen we grammatica woordsoorten of taalkundig ontleden; 

- we kunnen aangeven welke functie een groep woorden in de zin heeft. Dit noemen we grammatica zinsdelen of redekundig ontleden. 

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Op pagina 186 tot en met 192 staat een uitgebreide uitleg van de verschillende woordsoorten. 

We bespreken er hier alvast een paar van. 

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoord
De woorden de, het en een zijn lidwoorden. 

De en het noemen we bepaalde lidwoorden: je weet over welk exemplaar van iets we het hebben. 

Een is een onbepaald lidwoord: het kan over elk exemplaar van iets gaan. 

Slide 6 - Tekstslide

Lidwoorden
De woorden het en een zijn niet altijd lidwoorden. 

Kun je situaties bedenken waarin deze woorden tot een andere woordsoort behoren? 

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden zijn namen van mensen (eigennamen), dieren of dingen. 

Het kan zowel om concrete als abstracte zaken gaan. 

Meestal kun je van een zelfstandig naamwoord een meervoud of verkleinwoord maken. Daarnaast kun je er een lidwoord voor zetten. 

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over (een eigenschap van) het zelfstandig naamwoord. Vaak staat het tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord in, maar het kan ook achter het zelfstandig naamwoord staan. 

Een bijzondere vorm hiervan is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord, dat aangeeft van welk materiaal iets is gemaakt. 

Slide 9 - Tekstslide

Bijwoord
Sommige bijwoorden hebben veel weg van een bijvoeglijk naamwoord. Ze zeggen echter niet iets over een zelfstandig naamwoord, maar over een woord van een andere woordsoort. 

Andere bijwoorden geven in één woord een aanduiding van tijd, duur, plaats, richting, frequentie, wijze, graad. 
Vraagwoorden die niet naar personen of dingen vragen zijn bijwoorden. 

Slide 10 - Tekstslide

Voorzetsels
Alles wat je vóór de kast of de vakantie kunt zetten. 
Ze staan voor een zelfstandig naamwoord.
Geven meestal een plaats of tijdsaanduiding aan. 

Ze zijn belangrijke bestanddelen van voorzetseluitdrukkingen. 

Slide 11 - Tekstslide

Voornaamwoorden
Er zijn veel verschillende soorten voornaamwoorden. 

Je gebruikt ze in plaats van een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord. 

Voornaamwoorden verwijzen naar: personen, dieren, dingen, eigennamen of zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden. 

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Ga nu in alle rust aan het werk met de opdrachten 1 tot en met 4 
op pagina 62 en 63.

Gebruik pagina 186 tot en met 192 als naslagwerk. 

Slide 13 - Tekstslide