Bouwstenen

Cellen en weefsels
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Gezondheidskunde, AnatomieBeroepsopleidingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Cellen en weefsels

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je beschrijvt hoe een cel, weefsels en organen zijn opgebouwd.
  • Je benoemt de functie van de verschillende celorganen .
  • Je herkent de verschillenden manieren van transport van de cel
  • Je herkent de verschillende weefsels, benoemt de functie en weet waar in het lichaam de weefsels voorkomen.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Jullie maken een tekening van een menselijk cel, met alle  celorganellen en hun functie.
De opdracht voer je in tweetallen uit.
Je krijgt 10 minuten de tijd.

Slide 3 - Tekstslide

wat is een orgaanstelsel?
A
een groep organen
B
aparte groep organen
C
zenuwstelsel
D
hersenen, hart, longen, darmen

Slide 4 - Quizvraag

Cellen en Weefsels

Slide 5 - Tekstslide

Wat is GEEN orgaanstelsel?
A
Huid
B
Luchtwegen
C
Ruggenmerg
D
Bloedvatenstelsel

Slide 6 - Quizvraag

Een groep cellen vormt samen een........
A
Weefsel
B
Orgaan
C
Orgaanstelsel
D
Organisme

Slide 7 - Quizvraag

Een organisme bestaat uit cellen, orgaanstelsels, organen en weefsels. Zet deze in de juiste volgorde van groot naar klein.
Grootst
Kleinst
Cellen
Orgaanstelsels
Organen
Weefsels

Slide 8 - Sleepvraag

Doel van de meiose:
A
maken voortplantingscellen
B
maken lichaamscellen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt alleen voor bij dieren
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen

Slide 10 - Quizvraag

Mitose, gewone celdeling

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

De cel is van binnen opgevuld met
A
lucht
B
DNA
C
cytoplasma

Slide 14 - Quizvraag

Welk eiwit wordt gemaakt wordt bepaald door...
A
De cel
B
De mens
C
Gaat vanzelf
D
DNA

Slide 15 - Quizvraag

De muur van de cel heet:
A
celkern
B
mitochondriën
C
celmembraan
D
DNA

Slide 16 - Quizvraag

De mens is opgebouwd uit vele miljarden cellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

De celkern is het grootste onderdeel van een cel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Waaruit bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Weefsel
C
Cellen
D
Celkern

Slide 19 - Quizvraag

Transport in en uit de cel
Passsief
Osomose en diffusie

Actief
Fagocytose
Pinocytose
Exocytose

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Osmose

Slide 22 - Tekstslide

Osmose 

Slide 23 - Tekstslide

Diffusie en osmose snelheid
Hangt af van de volgende factoren:
  • Temperatuur: hoe hoger hoe sneller
  • Stroperigheid van het oplosmiddel: hoe minder stroperig hoe sneller
  • Concentratieverschil: hoe groter het verschil, des te sneller de diffusie en osmose verlopen
  • Diffusieoppervlak: hoe groter het oppervlak, hoe meer moleculen per tijdseenheid er doorheen kunnen passeren
  • Diffusieafstand: hoe kleiner hoe sneller

Slide 24 - Tekstslide

diffusie door membranen:
  • bij een permeabel membraan is er diffusie
  • bij een semipermeabel membraan is er osmose

Slide 25 - Tekstslide

Samenvatting osmose en diffusie
Verschillen tussen osmose en diffusie
  • Diffusie: verplaatsing van moleculen van een hoge concentratie naar een lage concentratie.
  • Osmose: verplaatsing van water door een semi permeabel membraan van een lage naar een hoge concentratie.

Overeenkomst tussen osmose en diffusie
  • Processen die zorgen dat de concentratie (opgeloste stoffen) gelijk wordt

Slide 26 - Tekstslide

Fagocytose
Fagocytose is het proces, waarbij fagocyten een ziekteverwekker insluiten, opeten en afbreken.

Slide 27 - Tekstslide

Fagocytose door witte bloedcellen

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht
Zoek zelf uit wat pinocytose en exocytose inhouden

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een goede uitleg betreft celstofwisseling?
A
Alle cellen in het lichaam die aan verbranding doen.
B
Alle chemische processen die in een cel plaatsvinden
C
Cellen die verplaatsen van positie
D
Cellen die versleten zijn worden vervangen door nieuwe cellen.

Slide 30 - Quizvraag

Celstofwisseling bestaat uit
A
Assimilatie
B
Afbraak
C
Opbouw
D
Dissimilatie

Slide 31 - Quizvraag

Gist kan suiker omzetten in energie. Dit kan gist zelfs zonder zuurstof. Hoe noemen we dit proces (1) en wat voor soort celstofwisseling (2) is dit?
A
1= verbranding 2= katabool
B
1= fermentatie 2= katabool
C
1= verbranding 2= anabool
D
1= fermentatie 2= anabool

Slide 32 - Quizvraag

Welke weefsels zie je + functie?

Slide 33 - Tekstslide

Wat is een weefsel?
A
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
B
Een paar organen
C
Een groep orgaanstelsels
D
Hetzelfde als een cel

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Het dierlijk lichaam is opgebouwd uit cellen. Groepjes cellen met dezelfde vorm en functie noemen we Weefsels. 
Hierboven zie je 4 verschillende soorten weefsels maar er zijn er nog veel meer.

Slide 36 - Tekstslide

Weefsel
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie, bijv. 
  • spierweefsel
  • beenweefsel

Slide 37 - Tekstslide

Uit welke 4 soorten weefsels bestaat je lichaam?

Slide 38 - Open vraag

Weefsels
- Dekweefsel: epitheel en klierweefsel
- Steunweefsel: bindweefsel, kraakbeenweefsel, botweefsel, vloeibaar steunweefsel
- Spierweefsel: dwarsgestreept spierweefsel, glad spierweefsel en hartspierweefsel
- Zenuwweefsel: zenuwcellen en steuncellen

Slide 39 - Tekstslide


Eenlagig dekweefsel

Eenlagig dekweefsel (flinterdun)
Gemakkelijk uitwisseling van stoffen

Meerlagig dekweefsel 
Bijvoorbeeld de huid. verharde bovenkant.

klierepitheel
Vormen van speeksel of hormonen

Slide 40 - Tekstslide

Bindweefsel
Steunen de organen
Bepalen de vorm van de organen


Slide 41 - Tekstslide

Bedenk een voorbeeld van een bindweefsel

Slide 42 - Open vraag

spierweefsel
dwarsgestreept spierweefsel


glad spierweefsel


hartspierweefsel

Slide 43 - Tekstslide

Wat voor soort spierweefsel is glad spierweefsel?
A
Onwillekeurig
B
Willekeurig

Slide 44 - Quizvraag

zenuwweefsel

Slide 45 - Tekstslide

zenuwweefsel

Slide 46 - Tekstslide

De juiste volgorde van groot naar klein:
A
orgaan, cel, weefsel
B
weefsel, orgaan, cel
C
cel, weefsel, orgaan
D
orgaan, weefsel, cel

Slide 47 - Quizvraag

Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
A
Organen
B
Orgaanstelsels
C
Weefsels
D
Cellen

Slide 48 - Quizvraag

Wat heb je geleerd
over cellen en weefsels?

Slide 49 - Woordweb

Lesdoelen
Je kunt de bouw van cellen, weefsels en organen beschrijven.

Je kan benoemen wat de functie van de verschillende celorganen is.

Je herkent de verschillende weefsels, benoemt de functie en weet waar in het lichaam de weefsels voorkomen.

Slide 50 - Tekstslide

Wat ging er goed deze les?
Wat ging er niet zo goed deze les?

Slide 51 - Tekstslide