Nederlands les 2 - 22/1

Efficiënt overleggen
1. BZL: zakelijk lezen
2. De zakelijke e-mail
3. Op een gepaste manier reageren
4. Een verslag maken
5. De vergadering
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Efficiënt overleggen
1. BZL: zakelijk lezen
2. De zakelijke e-mail
3. Op een gepaste manier reageren
4. Een verslag maken
5. De vergadering

Slide 1 - Tekstslide

Vervolg BZL: zakelijk lezen

Slide 2 - Tekstslide

Beantwoord de vragen
  • Op welke manier verschillen de teksten? 
  • Vooral het tekstdoel verschilt. De meeste teksten willen de lezer correct informeren over bepaalde aspecten van dierentuinen. Anderen willen een product of dierenpark promoten en lezers overtuigen om zaken te kopen. De informatie die ze geven, heeft een commercieel doel.  

Slide 3 - Tekstslide

Beantwoord de vragen
  • Hoe kan je snel nagaan of een tekst nuttige en betrouwbare info bevat? 
  • Je kan snel de inhoud bepalen door de inleiding, het slot, de foto's, bijschriften en tussentitels te bekijken. Als de auteur de bronnen vermeldt waarop hij zich heeft gebaseerd, is dat een duidelijk teken van betrouwbaarheid. Ook de instantie waarvoor hij schrijft is een belangrijke indicatie. Twijfel je nog, dan kan je snel de tekst scannen door te focussen op de eerste en laatste zin van elke alinea. 

Slide 4 - Tekstslide

Beantwoord de vragen
  • Stel op basis van de vorige vraag tips op die je kan gebruiken wanneer je zelf teksten moet zoeken voor een onderzoeksopdracht. Hoe zorg je ervoor dat die relevant en betrouwbaar zijn? 
  • Ga na wie de schrijver is en voor welke organisatie hij de tekst schrijft. 
  • Ga na met welk doel de tekst geschreven is: ontspannen, informeren, overtuigen. 
  • Ga na of de bron/gegevens recent zijn.  
  • Check de inleiding, het slot, de foto's en de tussentitels om na te gaan of de tekst de info biedt die je nodig hebt. 

Slide 5 - Tekstslide

De zakelijke e-mail

Slide 6 - Tekstslide

Waar moet je op letten? 
  • Geadresseerde(n) + eventueel ontvangers in CC of BCC
  • Onderwerpsregel
  • Aanspreking
  • Inhoud
  • Slotgroet

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden uit de praktijk

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden uit de praktijk

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden uit de praktijk

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden uit de praktijk

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden uit de praktijk

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden uit de praktijk

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Het communicatiemodel

Slide 15 - Tekstslide

Het communicatiemodel
Aangezien de ontvanger van de boodschap de leerkracht is, is de context van de communicatie formeel. Het taalgebruik van Senne is niet aan deze context aangepast. Hij communiceert veel te informeel. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide