cardio deel 1 hartfalen zonder medische behandeling
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
CardiologieHoger onderwijs
In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
acuut longoedeem is een
A
backward failure probleem
B
forward failure probleem
Slide 2 - Quizvraag
1. arteriën vervoeren altijd zuurstofrijk bloed 2.arteriën vervoeren het bloed naar het hart
A
1 en 2 zijn juist
B
alleen 1 is juist
C
alleen 2 is juist
D
1 en 2 zijn niet juist
Slide 3 - Quizvraag
verwardheid is een
A
backward failure probleem
B
forward failure probleem
Slide 4 - Quizvraag
het bloed stroomt van de kuitspier via de longen naar dezelfde kuitspier. Het bloed gaat daarbij tenminste tweemaal door het hart. De weg die het bloed hierbij door het hart aflegt, is als volgt
A
li boezem - li kamer -
re boezem -re kamer
B
li kamer - li boezem -
re kamer - re boezem
C
re boezem - re kamer -
li boezem - li kamer
D
re kamer - re boezem -
li kamer - li boezem
Slide 5 - Quizvraag
oedemen in de onderste ledematen is een symptoom bij
A
linker hartfalen
B
rechter hartfalen
Slide 6 - Quizvraag
welk hieronder genoemd bloedvat mondt NIET uit in de rechter boezem
A
sinus coronarius
B
vena pulmonalis
C
vena cava inferior
D
vena cava superior
Slide 7 - Quizvraag
verminderde cardiac output is een
A
backward failure probleem
B
forward failure probleem
Slide 8 - Quizvraag
de hoeveelheid bloed die per minuut door de rechter ventrikel naar de longen wordt geperst is gelijk aan
A
de helft van het hartminuutvolume
B
de helft van het slagvolume
C
het hartminuutvolume
D
het slagvolume
Slide 9 - Quizvraag
zwelling van de lever is een symptoom bij
A
linker hartfalen
B
rechter hartfalen
Slide 10 - Quizvraag
de grote bloedsomloop eindigt in het
A
linker atrium
B
linker ventrikel
C
rechter atrium
D
rechter ventrikel
Slide 11 - Quizvraag
afterload zegt iets over de
A
diastolische functie
B
systolische functie
Slide 12 - Quizvraag
de arteriae coronairiae ontspringen uit de
A
aorta
B
arteria pulmonalis
C
linker ventrikel
D
rechter ventrikel
Slide 13 - Quizvraag
stuwing op de nieren is een
A
backward failure probleem
B
forward failure probleem
Slide 14 - Quizvraag
de wand van de rechter ventrikel is dunner dan die van de linker ventrikel omdat:
A
de kleine circulatie minder belangrijk is dan de grote circulatie
B
de systolische bloeddruk rechts lager is dan links
C
het hartminuutvolume rechts kleiner is dan links
D
het slagvolume links groter is dan rechts
Slide 15 - Quizvraag
acuut longoedeem is een symptoom bij
A
linker hartfalen
B
rechter hartfalen
Slide 16 - Quizvraag
de coronaire arteriën dienen voor de voeding van
A
het hart
B
de hersenen
C
de longen
D
de nieren
Slide 17 - Quizvraag
verminderde doorbloeding van de nierslagader is een symptoom bij
A
linker hartfalen
B
rechter hartfalen
Slide 18 - Quizvraag
welke effecten treden op onder invloed van het sympatisch zenuwstelsel
A
het hart gaat langzamer kloppen en de bloedvaten vernauwen
B
het hart gaat langzamer kloppen en de bloedvaten verwijden
C
het hart gaat sneller kloppen en de bloedvaten vernauwen
D
het hart gaat sneller kloppen en de bloedvaten verwijden
Slide 19 - Quizvraag
ascitesvocht is een symptoom bij
A
linker hartfalen
B
rechter hartfalen
Slide 20 - Quizvraag
chronotropie betekent
A
hoe snel de sinusknoop prikkels afgeeft
B
hoe snel de hartfrequentie is
C
hoe krachtig de ventrikels samentrekken
D
hoe krachtig de boezems samentrekken
Slide 21 - Quizvraag
syncope is een symptoom bij
A
linker hartfalen
B
rechter hartfalen
Slide 22 - Quizvraag
een goede parameter om hartfalen te bepalen is
A
CNP in het bloed bepalen
B
ANP in het bloed bepalen
C
CK-MB in het bloed bepalen
D
BNP in het bloed bepalen
Slide 23 - Quizvraag
preload zegt iets over de
A
diastolische functie
B
systolische functie
Slide 24 - Quizvraag
inotropie betekent
A
hoe snel de sinusknoop prikkels afgeeft
B
hoe snel de hartfrequentie is
C
hoe krachtig de ventrikels samentrekken
D
hoe krachtig de boezems samentrekken
Slide 25 - Quizvraag
Het verschil tussen het einddiastolisch volume en het eindsystolisch volume in het hart is het slagvolume
A
juist
B
fout
C
ik weet het niet
Slide 26 - Quizvraag
wat ga je in het bloed bepalen bij hartfalenpatiënten.
Slide 27 - Open vraag
welke onderzoeken gebeuren er om de diagnose hartfalen te stellen.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.