In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom klas B2P!
Ga lekker zitten en start met lezen!
timer
20:00
Slide 1 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
• de spelling van Engelse werkwoorden;
• het weglatingsstreepje;
• het koppelteken.
Slide 3 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Slide 4 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Slide 5 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
infinitief
stam
tt
vt
vd
werken
werk
ik werk
jij werkt
ik werkte
jij werkte
ik heb gewerkt
mailen
mail
ik mail
jij mailt
ik mailde
jij mailde
ik heb gemaild
daten
date
Slide 6 - Tekstslide
spelling engelse werkwoorden
Slide 7 - Tekstslide
QUIZ
Nummer van boven naar beneden nummer 1 t/m 9 in je schrift!
Slide 8 - Tekstslide
Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.
Slide 9 - Quizvraag
Engelse werkwoorden Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd
Slide 10 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden) Hij (managen-vt)
A
managede
B
managete
C
managde
D
managte
Slide 11 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden) Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald
Slide 12 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden) Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede
Slide 13 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 14 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.
Slide 15 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden) Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 16 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden) Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd
Slide 17 - Quizvraag
Nakijken quiz
Hoeveel had jij er goed?
Slide 18 - Tekstslide
Nederlands Spelling
In deze les leer je:
- De spelling van Engelse werkwoorden,
- Het weglatingsstreepje,
- Het koppelteken.
Slide 19 - Tekstslide
Ga direct aan de slag!
5.9 Spelling
Maak in stilte opdracht 1 op p. 135
Klaar? Maak alvast opdracht 4, 8 en 10 op p. 137-140.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Weglatingsstreepje
Soms staan in een zin twee samenstellingen naast elkaar met daarin hetzelfde woord. Het woord dat wordt herhaald kun je weglaten; noteer een weglatingsstreepje.
Slide 22 - Tekstslide
Koppelteken
Slide 23 - Tekstslide
Koppelteken gebruik je:
- In een samenstelling die zonder koppelteken verkeerd uitgesproken kan worden. Voorbeeld: zo-even / gala-avond
- In een samenstelling met cijfers, letters of andere tekens.
Voorbeeld: 50-jarige / vmbo-leerling
- Als de beide delen van de samenstelling gelijkwaardig zijn (ze kunnen van plek wisselen). Voorbeeld: woon-werkverkeer / van Dijk-Jansen
Slide 24 - Tekstslide
Aan de slag!
5.9 Spelling
Maak alvast opdracht 4, 8 , 10 en 12 op p. 137-140.
Vraag daarna om het nakijkblad.
Klaar? Ga verder met de daltonopdrachten!
Slide 25 - Tekstslide
Leren voor het SO
- Leestekens,
- Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord,
- Tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord,
- Engelse werkwoorden vervoegen tt en vt,
- Noteer een apostrof, accent of trema waar nodig,
- Plaats een weglatingsstreepje en koppelteken waar nodig.
- Leer de dicteewoorden p.71 en p. 142!
Slide 26 - Tekstslide
Huiswerk voor maandag
Komende maandag valt de les Nederlands uit.
Oefen thuis 'Test jezelf' van hoofdstuk 4.9 en 5.9!
Neem volgende week donderdag jouw leesboek mee. Wanneer je klaar bent met het SO ga je lezen.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.