week 3

Unité 2 - le français .... voilà pourquoi
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Unité 2 - le français .... voilà pourquoi

Slide 1 - Tekstslide

  • la grammaire - le futur (du passé)
  • le vlog - comment évaluer
  • la prononciation
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik iets in de toekomst beschrijven 
  • weet ik hoe ik me beleefd uitdruk in het Frans
  • heb ik meegedacht over succescriteria
  • heb ik geoefend met de juiste uitspraak in het Frans

Slide 2 - Tekstslide

futur proche of futur simple?

Slide 3 - Tekstslide

Als je wilt zeggen dat iets binnen zeer korte tijd gaat plaatsvinden, gebruik je de futur proche. De futur proche bestaat uit een vorm van het werkwoord ALLER + het hele werkwoord (de infinitif)
Opdracht 1: luister (volgende dia) nog eens naar de présent van het werkwoord ALLER

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
Je vais parler                                                  Ik ga praten
Tu vas parler                                                  Jij gaat praten
Il va parler                                                       Hij gaat praten
Elle va parler                                                  Zij gaat praten
On va parler                                                   Men gaat praten
Nous allons parler                                      Wij gaan praten
Vous allez parler                                         Jullie gaan praten
Ils vont parler                                               Zij gaan praten
Elles vont parler                                         Zij gaan praten  

Slide 5 - Tekstslide

le futur proche

nabije toekomst
spreektaal

gaan + heel werkwoord
le futur (simple)

toekomst


zullen + heel werkwoord
vorm présent van "aller"
+ het hele werkwoord
hele werkwoord 
+  uitgangen

Slide 6 - Tekstslide

Le futur simple
Le futur simple: toekomende tijd (= na de dag van vandaag (of weekend)).
Je gebruikt in het NL zal of zullen + infinitief (ik zal werken, wij zullen gaan)

VORMING: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN AVOIR
-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont
VB: parler - je parlerai       regarder - tu regarderas

Let op: bij ww op -re vervalt de laatste -e: vendre - je vendrai


Slide 7 - Tekstslide

Le futur simple
VOORBEELD: werkwoord 'travailler' in de futur simple:

Je               travaillerai               ik zal werken
Tu               travailleras              jij zult werken
Il/elle/on travaillera                hij/zij/men zal werken
Nous         travaillerons          wij zullen werken 
Vous          travaillerez             jullie zullen werken/ u zult werken
Ils/elles    travailleront           zij zullen werken 


Slide 8 - Tekstslide

Le futur du passé (of: le conditionnel)
Le futur du passé: je gebruikt in het NL zou of zouden + infinitief (bijv. ik zou willen, wij zouden gaan). Wordt vaak gebruikt om beleefdheid uit te drukken.

VORMING: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN IMPARFAIT
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
VB:     parler - je parlerais               regarder - tu regarderais

Ook hier vervalt bij ww op -re de laatste -e: vendre - je vendrais



Slide 9 - Tekstslide

Le futur du passé (of: le conditionnel)
VOORBEELD: rijtje van "travailler" in de futur du passé/conditionnel:

Je               travaillerais                      ik zou werken
Tu               travaillerais                      jij zou werken
Il/elle/on travaillerait                       hij/zij/men zou werken
Nous         travaillerions                  wij zouden werken 
Vous          travailleriez                     jullie zouden werken/ u zou werken
ils/elles    travailleraient                zij zouden werken 


Slide 10 - Tekstslide

UITZONDERINGEN
Bij sommige onregelm. ww. kun je niet uitgaan van het hele werkwoord. Je moet van deze ww de je-vorm van de futur leren. De andere vormen van de futur simple én de futur du passé kun je dan hier vanaf leiden (zelfde uitgangen als bij de regelm. ww ).

VB: ÊTRE: JE SERAI
- Futur simple: je serai, tu seras, il sera, etc. 
- Futur du  passé: je serais, tu serais, il serait, etc.




Slide 11 - Tekstslide

UITZONDERINGEN
Van de volgende onregelmatige ww moet je de je-vorm van de futur leren:
- être (zijn):                            je serai             (ik zal zijn)
- avoir (hebben):                 j'aurai                (ik zal hebben)
- faire (doen/maken):       je ferai               (ik zal doen/maken)
- aller (gaan):                        j'irai                     (ik zal gaan)
- vouloir (willen):                 je voudrai         (ik zal willen)
- pouvoir (kunnen):            je pourrai          (ik zal kunnen)
- savoir (weten)                    je saurai            (ik zal weten)

Slide 12 - Tekstslide

! R !
Is je al opgevallen dat je vóór de uitgangen van de futur simple en de futur du passé ALTIJD de letter R krijgt...? Kijk maar:
- je regarderai (ik zal kijken)
- tu auras (jij zult hebben)
- nous ferions (wij zouden doen)
- il choisirait (hij zou kiezen)

Slide 13 - Tekstslide

Au travail
Ensemble: 16B-3

Seul:  16C, 16D

Prêt? Continue avec l'exercice 16e
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Le vlog 
Om erin te komen: voorbeeld van vlog 1 mavo

Doel: ik stel me in het Frans voor, vertel iets meer over mezelf, mijn hobbies, favoriete vakken.

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoel vlog - choisir ma filière
Leerdoel: in een vlog vertel ik in het Frans over het profiel dat ik ga kiezen en mijn toekomstplannen

Wat moet je daarvoor kunnen? Wanneer is de opdracht geslaagd? Wat maakt een opdracht goed/minder goed?

Formuleer succescriteria? Schrijf ze per viertal op.

timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Le vlog - comment évaluer
• beiden duidelijk in beeld
• opdracht in duo´s,  zowel rol a en b
• goede geluidskwaliteit
• niet monteren maar in één opname het gesprek doen
niet voorlezen maar uit hoofd
• vaste camerapositie
• deadline (script en film)  woensdag 7 december in (Classroom)
• maximaal 4 minuten per duo

Volgorde gesprek zelf te bepalen 

3 x monteren is toegestaan

Maak volledige zinnen, niet met 1 of paar woorden antwoorden

grammaticaal correct (die jullie horen te beheersen

5 minuten is toegestaan maar niet per definitie beter

Slide 17 - Tekstslide

  • beoordeling is individueel
  • uitgeschreven script beoordeeld op woordgebruik/zinsgebruik. 
  • correcte uitspraak (Bijv. de liaisons)
  • vloeiendheid en spreektempo (te langzaam niet goed, te snel geen extra punten. Goed te verstaan.
  • vormgeving: Is het enthousiast verteld / geacteerd?


extra punten

gebruik futur proche + simple + conditionnel extra punten?

Extra vragen toegevoegd binnen tijd

creativiteit - comfortabel in gesprek

goede samenwerking, vrolijk

leuk om naar te kijken

zeg dat je van Frans houdt :)

Slide 18 - Tekstslide

La prononciation
Exercices 17 et 18 (eerst video voor uitspraak)

exercice 22 - voorlezen vragen
Tu es fort(e)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video