Past Simple vs. Present Perfect


Past Simple vs Present Perfect
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Past Simple vs Present Perfect

Slide 1 - Tekstslide

Past simple
gebruik / vorm / ezelsbruggetje

Slide 2 - Tekstslide

past simple: bevestigen
- Gebruik:
   - verleden
> helemaal voorbij
   - je weet wanneer het gebeurde
   - het is afgesloten / afgerond

- Vorm:
    - regelmatige werkwoorden + ed
    - onregelmatige werkwoorden > 2e rijtje




Slide 3 - Tekstslide

past simple: vragen en ontkennen

- Vorm:

    - Did + hele werkwoord
      

- Vorm:
    - didn't (did not) + hele werkwoord



Vragen:
Ontkennen:

Slide 4 - Tekstslide

past simple: ezelsbruggetje

Slide 5 - Tekstslide

past simple: ezelsbruggetje
Waldy

When, Ago, Last ... , Days/Dates, Yesterday/Year

Slide 6 - Tekstslide

Past simple

Slide 7 - Tekstslide

Past Simple of
to work?
A
works
B
worked
C
working

Slide 8 - Quizvraag

Past Simple of
to see?
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 9 - Quizvraag

Present perfect
gebruik / vorm / ezelsbruggetje

Slide 10 - Tekstslide

present perfect: gebruik en vorm
- Gebruik:
   - verleden begonnen, nu nog bezig

   - verleden gebeurd, nu nog merkbaar
   - iets uit het verleden is nu nog belangrijk
- Vorm:
    - have / has (he-she-it) + voltooid deelwoord
       - regelmatige werkwoorden + ed
       - onregelmatige werkwoorden > 3e rijtje




Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

present perfect: ezelsbruggetje

Slide 13 - Tekstslide

present perfect: ezelsbruggetje
FYNE JAS

For, Yet, Never, Ever
Just, Already (Always), Since

Slide 14 - Tekstslide

Present perfect

Slide 15 - Tekstslide

Maak present perfect:
Grandmother ....... (bake) a cake.

Slide 16 - Open vraag

Maak de present perfect:
Martha..... her homework. (finish)

Slide 17 - Open vraag

Maak de present perfect:
We .... .... to school (go)

Slide 18 - Open vraag

for/since
I have known Mary _____ a long time now
A
since
B
for

Slide 19 - Quizvraag

I've had a headache ... Monday
A
for
B
since

Slide 20 - Quizvraag

Present Perfect - Past Simple
       Present perfect             Past simple

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

I lived in The Hague.
I have lived in The Hague.
Welke zin staat in welke tijd?
Present Perfect
Past Simple

Slide 24 - Sleepvraag

past simple
present perfect

Slide 25 - Sleepvraag

Present Perfect

Choose only one!

Have
you
pack
your
coat?
packed

Slide 26 - Sleepvraag

Wanneer gebruik je de Present Perfect?
A
Om te zeggen dat iets net geëindigd is
B
Je merkt er nu het gevolg van.
C
Om te zeggen dat iets is gebeurd en het nu nog steeds bezig is.
D
Om te zeggen dat iets is gebeurd, en het nu voorbij is.

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Om te zeggen dat iets is afgelopen.
B
Om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen, en nog steeds bezig is.
C
Om te zeggen dat iets nog moet beginnen.
D
Om te zeggen dat iets lang duurt.

Slide 28 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I am playing football
B
I was playing football
C
I played football
D
I have played football

Slide 29 - Quizvraag

Welke zin staat in de Past Simple?
A
I have bought a dog
B
I bought a dog
C
I was buying a dog
D
I buyed a dog

Slide 30 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Yesterday I ......... (see) the film called: "The Hungergames".
A
have seen
B
seen
C
saw
D
have saw

Slide 31 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
He .....(eat) pizza last night.
A
ate
B
has ate
C
have eaten
D
has eaten

Slide 32 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
We..... (live) in Geldrop for 14 years now.
A
has lived
B
have lived
C
lived
D
have liven

Slide 33 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
James and Mandy ........(be) to the MM Store in London, they are big fans now.
A
went
B
has been
C
gone
D
have been

Slide 34 - Quizvraag

They (to be) home last night.

Slide 35 - Open vraag

He (live) here since 1990.

Slide 36 - Open vraag

The dog (to bite) the man yesterday.

Slide 37 - Open vraag

I (just / to finish) building this car.

Slide 38 - Open vraag

He (to play) videogames since he was a child.

Slide 39 - Open vraag

She (to buy) an umbrella yesterday.

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video