Examenkatern massamedia

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De invalshoeken van maatschappijkunde
Een maatschappelijk probleem kun je van verschillende kanten bekijken. 

Wat was ook alweer een maatschappelijk probleem?
  • Veel mensen hebben er last van.
  • Verschillende meningen.
  • De overheid bemoeit zich ermee.
  • Het probleem krijgt aandacht in de media.


Slide 2 - Tekstslide

Politiek-juridische invalshoek
Bij deze invalshoek kijk je naar de rol van de overheid.
Vragen die hierbij passen zijn:
Welke wetten en regels zijn er al voor het probleem.
Zijn er nieuwe wetten of regels nodig?
Waarom is het een sociaal en politiek probleem?
Wat zijn de machtsmiddelen van de overheid?
Welke groepen hebben veel macht om het probleem op te lossen?
Wat vinden politieke partijen en groepen in de maatschappij?

Slide 3 - Tekstslide

Sociaal-economische invalshoek
Bij deze invalshoek kijk je vooral naar de belangen van mensen. Je kijkt naar de maatschappelijke positie van de betrokken mensen en groepen. Je bekijkt wat de tegengestelde belangen zijn.
De vragen die hierbij passen zijn:
Wat zijn de (financiële) belangen van de betrokkenen?
Door welke belangentegenstellingen ontstaan conflicten?
Wat is de maatschappelijke positie van de groeperingen?
Welke factoren bepalen de positie?
Wat heeft maatschappelijke ongelijkheid met het vraagstuk te maken?

Slide 4 - Tekstslide

Sociaal-culturele invalshoek
Bij deze invalshoek spelen de waarden en normen van mensen en groepen een belangrijke rol.Bijvoorbeeld op het gebied van integratie, maar ook rond euthanasie en abortus.
De vragen die hierbij passen zijn:
Welke ideeën, waarden en normen spelen een rol bij dit vraagstuk?
Welke culturele kenmerken van de betrokken groepen spelen een rol bij het probleem?
Welke rol spelen de media bij het ontstaan van meningen?

Slide 5 - Tekstslide

Veranderings- en  vergelijkende invalshoek
Bij deze invalshoek kijk je naar hoe er vroeger werd gedacht over een vraagstuk en hoe andere samenlevingen (landen) er naar kijken.
Normen, waarden en belangen verschillen per plaats, tijd en groep.
De vragen die hierbij passen zijn:
Hoe keek men in het verleden tegen het vraagstuk aan?
Welke sociale, culturele, politieke  en sociaal-economische veranderingen zijn van invloed geweest?
Hoe kijkt men in andere samenlevingen tegen het vraagstuk aan?

Slide 6 - Tekstslide

Nadat je het vraagstuk hebt geanalyseerd kun je makkelijker je menig vormen en geven. Dit wordt ook van je verwacht in het examen. 
belangrijk bij het formuleren van een mening is dat je aangeeft waarom je juist die menig hebt.
Bij het T-examen wordt je in een apart onderdeel getoetst op je kennis van de invalshoeken.
De Analyse van een maatschappelijk vraagstuk gaan we samen oefenen.

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen met de invalshoeken
Maak de oefeningen die je krijgt van Marijke.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 Waarom communiceren we?
Communicatie is bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap aan iemand doorgeven.
Bij communicatie is er altijd een zender en een ontvanger. De informatie wordt via een medium verstuurd.

Gaat er iets mis in het communicatieproces noemen we dat communicatieruis.

Onderscheid tussen:
  • verbaal of non-verbaal
  • eenzijdig of tweezijdig
  • persoonlijk of massaal

Slide 9 - Tekstslide

Media en de samenleving
Massamedia richt zich met hun boodschap tot grote groepen mensen tegelijk.
Kenmerken:
Informatie is openbaar
Gericht op groot, anoniem publiek
Versturen en samenstellen loopt via organisaties.
Werken indirect, ontvangers kunnen achteraf reageren.

Slide 10 - Tekstslide

Media en de samenleving
Vroeger en nu: 1960 nog maar één miljoen mensen een telefoonaansluiting, 2002 nog maar 30% van jongeren thuis internet. In 2020 heeft 99,7 procent van de jongeren internet thuis.

Traditionele media: kranten, boeken, televisie en radio.

We leven in een informatiesamenleving, non-stop toegang tot informatie.
Maar niet alle informatie is betrouwbaar. Om te weten of informatie betrouwbaar is moet je goed naar de achtergrond van de informatie kijken. Wie verzendt het bericht? Wat wil de zender bereiken?
Mediawijsheid: je bent als ontvanger kritisch over media.

Slide 11 - Tekstslide

Digitalisering van media
We leven in een on-demand economie: een economie waarbij de wens van de klant of gebruiker direct of z.s.m. vervuld wordt.
De rol van de ontvanger is veranderd, niet de zender bepaalt wat er wordt gekeken.

Maar ook de zender is verandert, op sociale media kun je zelf informatie delen met anderen.
Social Influencers worden een voorbeeld of rolmodel.

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Digitalisering van media
Mediabedrijven hebben nieuwe manieren ontwikkeld om winst te maken. Bedrijven als Google en Facebook volgen via cookies welke site je bekijkt en wanneer. Deze informatie wordt verwerkt met behulp van algoritmes. Met behulp van deze algoritmes kunnen bedrijven jouw interesses voorspellen.
Hiervoor wordt zoveel mogelijk data verzameld worden. Belangrijk is dat je je daarvan bewust bent. Het verzamelen van al die gegevens tast je privacy aan.


Slide 13 - Tekstslide

Digitalisering van media
De informatie die je krijgt op sociale media is vaak niet compleet. Selectieve waarneming in combinatie met algoritmes kunnen zorgen voor een filterbubbel of informatieluchtbel.
Je ontvangt alleen nog informatie die jouw mening bevestigt.

Voor het vormen van een goede mening is het belangrijk dat je andere meningen hoort.
Dit kun je doen door informatie niet alleen uit sociale media te halen, maar ook kranten, tv-programma's en nieuwssites te gebruiken.

Slide 14 - Tekstslide

Soorten media - kranten
Traditionele media werken altijd met een redactie, een professionele groep mensen die bepaalt wat er in een krant, tijdschrift of programma komt.
In Nederland ongeveer 30 landelijke en regionale kranten.
Onderscheid tussen populaire en kwaliteitskranten.
Populaire kranten gericht op breed publiek, taalgebruik eenvoudig en vaak korte artikelen.
Kwaliteitskranten gericht op mensen met hogere opleiding, taalgebruik wat uitgebreider en langere artikelen.

Slide 15 - Tekstslide

Beeldvorming; manier waarop een nieuwsfeit wordt gebracht.

Slide 16 - Tekstslide

Soorten media - tijdschriften
Tijdschriften richten zich meestal op een bepaalde doelgroep. Nog steeds nieuwe tijdschriften maar vaak in kleinere oplages.

Vaak ook actieve sociale media.

Slide 17 - Tekstslide

Soorten media - Televisie en radio
Televisie- en radioprogramma's worden uitgezonden via omroepen. We maken hierbij onderscheid tussen publieke omroepen en commerciële zenders.

Slide 18 - Tekstslide

Publieke omroepen
De overheid vindt dat nieuws en leerzame programma's voor iedereen beschikbaar moeten zijn. Publieke omroepen krijgen financiële steun van de overheid. Deel van de zendtijd moet worden besteed aan culturele en informatieve programma's. 
Publieke omroepen verdienen geld uit reclame en van hun leden.
Publieke omroepen moeten een bepaald aantal betalende leden hebben. 
Op televisie uitgezonden op NPO 1, 2 en 3.
Commerciële zenders
Zijn niet gebonden aan regels van de overheid, krijgen ook geen subsidie.
Hoofddoel is winst maken.
Commerciële zenders bepalen zelf wat ze uitzenden maar kijken wel naar kijkcijfers.
Commerciële zenders moeten zich wel aan Mediawet houden, maximaal 15% van hun zendtijd mag worden besteed aan reclame.

Slide 19 - Tekstslide

Maak de begrippen en samenvatting van H1; blz. 20 en 21
Maak de begrippen en samenvatting van H2; blz 34 en 35

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdtuk 3 Het belang van de media
Functies voor het individu
  • Informatieve functie; het verspreiden van informatie.
  • Educatieve functie, je leert, bewust of onbewust, van de informatie die je ontvangt via de media.
  • Opiniërende functie; door de media te volgen kun je je eigen functie vormen.
  • Amuserende functie; zorgen voor vermaak. Sommige programma's combineren informatie met amusement, dit wordt infotainment genoemd. BV Dreamschool
  • Sociale functie; het onderhouden van contacten met vrienden of bekenden.

Slide 21 - Tekstslide

Hoofdtuk 3 Het belang van de media
Functies voor de samenleving
Media spelen een belangrijke rol bij democratische besluitvorming en cultuuroverdracht.

Politieke besluitvorming
  • Onderwerpen aandragen voor de politieke agenda.
  • Burgers informeren over plannen en ideeën.
  • Volgen en controleren van politici; controle- of waakhondfunctie.
  • Een probleem van alle kanten laten zien, verschillende meningen.

Cultuuroverdracht; media geven cultuur door en verspreiden cultuur. Dit is de socialiserende functie van de media.

Slide 22 - Tekstslide

Cartoons bekijken
We maken samen de oefeningen op blz. 48 en 49.

Slide 23 - Tekstslide

H4 De rol van de overheid

Vrijheid van meningsuiting: je mag zeggen en schrijven wat je wilt.
Persvrijheid: media in ons land mag bijna alles schrijven en laten zien wat ze willen.


Maar niet alles mag! Er zijn vier uitzonderingen:
  • Aanzetten tot haat of discrimineren.
  • Informatie die onzedelijk is.
  • Media mag geen onwaarheden verspreiden.
  • Journalisten mogen geen opruiende uitspraken doen.


Slide 24 - Tekstslide

Censuur: artikelen van journalisten worden vooraf gecontroleerd en soms aangepast.

In Nederland mag dus niet alles, maar de controle is achteraf.
Mensen kunnen aangifte doen als de vinden dat een uitspraak aanzet tot haat. De rechter bepaalt uiteindelijk of de uitspraak strafbaar is. 
Rechter kan een boete opleggen, bedrijf dwingen advertenties te verwijderen of een journalist dwingen een rectificatie te plaatsen.

Slide 25 - Tekstslide

Betrouwbaarheid en pluriformiteit
Naast vrijheid van meningsuiting zijn betrouwbaarheid en pluriformiteit belangrijke uitgangspunten van de media.

Betrouwbare informatie; burger moet toegang hebben tot betrouwbare informatie om een mening te vormen over zaken die spelen in de maatschappij. Belangrijk in een democratie waarin iedereen mag meebeslissen over het bestuur.

Pluriformiteit: er bestaan veel verschillende media waarin veel verschillende meningen aan bod komen.

Slide 26 - Tekstslide

Betrouwbaarheid, pluriformiteit en de publieke omroep
Om te zorgen dat de informatie in de media betrouwbaar en pluriform is, reguleert de overheid een deel van de media.
De Mediawet: voorwaarden en regels voor het uitzenden van programma's op tv, radio en internet. Belangrijkste regels:
  • publieke omroep moet een vereniging zijn en mag geen winst doel hebben.
  • publieke omroep moet een eigen identiteit hebben.
  • een beginnende omroep moet minstens 50.000 betalende leden hebben.
  • publieke omroepen moeten een volledig programma verzorgen.
  • publieke omroepen hebben recht op geld van de overheid.
  • overheid stelt regels aan de reclameboodschappen.
  • product placement is verboden.

Slide 27 - Tekstslide

Reclame - wat is het en hoe werkt het?
Reclames zijn boodschappen die bedrijven verspreiden om hun producten te verkopen. Ze bouwen een imago van hun product op. Jij als klant moet een bepaald gevoel krijgen bij het product.
Dit kan bijvoorbeeld door inzet van bekende mensen, humor of slogans.

Slide 28 - Tekstslide

Reclame - wat is het en hoe werkt het?
Internetreclame is veel specifieker op de klant gericht.Data wordt gebruikt om te voorspellen in welke producten je geïnteresseerd bent.
Ook influencers spelen een belangrijke rol bij het adverteren op internet.


Slide 29 - Tekstslide

Regels voor reclame
De regels voor reclame staan in de Nederlandse Reclame Code; reclamemakers moeten zich houden aan de wet, de goede smaal en het fatsoen. In reclame mag je niet discrimineren, mensen beledigen of bang maken. Voor reclames gericht op kinderen en voor producten als alcohol en sigaretten gelden extra regels. Bijvoorbeeld alleen reclame voor alcohol na 9 uur 's avonds.
Reclame moet herkenbaar zijn als reclame en ook influencers moeten sinds 2021 duidelijk aangeven dat ze reclame maken.

Sluikreclame: stiekem reclame maken, door product placement of advertorials.

Slide 30 - Tekstslide

Ideële reclame
Soms zie je ook reclame die is gericht op het verbeter van de maatschappij. Dit noem je ideële reclame.


Slide 31 - Tekstslide

Maak de begrippen en samenvatting van hoofdstuk 3 op blz. 44 en 45.
Maak de begrippen en samenvatting van hoofdstuk 4 op blz. 62 en 63.

Slide 32 - Tekstslide

H5 Het nieuws
Hoe wordt nieuws gemaakt?
Nieuwsberichten worden gemaakt door redacties van kranten, journaals en actualiteitenprogramma's Dit doen ze door:
  • zelf op zoek te gaan.
  • persberichten te lezen.
  • berichten van persbureaus te kopen.
  • informatie en tips van personen.


Slide 33 - Tekstslide

Selectie van het nieuws
Redacties moeten een keuze maken wat wel of niet in het nieuws komt. Hiervoor gebruiken ze een aantal selectiecriteria:
  • de actualiteit
  • de bijzonderheid van een gebeurtenis
  • de nabijheid van een nieuwsfeit
  • de doelgroep en het commerciële belang

Slide 34 - Tekstslide

Nepnieuws
Betrouwbaarheid en objectiviteit
Journalisten proberen zo objectief mogelijk te zijn. hiervoor gebruiken ze een aantal criteria:
  • scheiding tussen feiten en meningen
  • passende woorden en beelden kiezen
  • hoor en wederhoor toepassen
  • meerdere bronnen gebruiken

Slide 35 - Tekstslide

Selectieve perceptie: iemand maakt bewust of onbewust keuzes bij het waarnemen.
Referentiekader: al je persoonlijke waarden, normen, belangen, meningen en ervaringen.

Nieuwsberichten zijn niet altijd objectief, het is belangrijk altijd kritisch naar nieuwsberichten te blijven kijken.

Slide 36 - Tekstslide

Blz. 67

Slide 37 - Tekstslide

H6 De macht van de media
Beïnvloedingstheorieën
Er zijn verschillende theorieën over hoe de invloed van de media werkt.
  • De injectienaaldtheorie
  • De framingtheorie
  • De theorie van selectieve perceptie
  • de agendatheorie

Slide 38 - Tekstslide

Injectienaaldtheorie
Manipulatie
Indoctrinatie
Vervormde informatie geven zonder dat het publiek dat merkt
systematisch en voortdurend opdringen van meningen aan publiek

Slide 39 - Tekstslide

framingtheorie 
Framingtheorie: de media belichten een onderwerp op
een bepaalde manier.

Daardoor ga jij ook op die bepaalde manier 
naar dat onderwerp kijken.
• Denk aan het voorbeeld ‘Het glas is halfvol’ tegenover ‘Het glas is halfleeg’.

Slide 40 - Tekstslide

De theorie van de selectieve perceptie

  • Zelf keuze maken uit aanbod
  • Zelf bepalen wat ze wel of niet kijken
  • Sommige informatie laten ze wel toe andere niet 
  • Gevolg--> Filterbubbel en algoritmes

Slide 41 - Tekstslide

Agendatheorie
De media bepalen de onderwerpen waarover de politiek en de samenleving praten

Slide 42 - Tekstslide

Wat is de beste theorie?
Dit hangt af van de situatie, vaak gebruik je meerdere theorieën samen om de invloed van de media te bestuderen.

Over de injectienaaldtheorie wordt verschillend gedacht. Sommige wetenschapper vinden de theorie achterhaald en zeggen dat mensen niet zo makkelijk te beïnvloeden zijn. Andere wetenschappers wijzen op de verspreiding van complottheorieën via de media. Die zouden laten zien hoe makkelijk mensen te beïnvloeden zijn.

Slide 43 - Tekstslide

Discussies over de media

Oplossingen?

Slide 44 - Tekstslide

Maak de begrippen en samenvatting van hoofdstuk 5 op blz. 72 en 73.
Maak de begrippen en samenvatting van hoofdstuk 6 op blz. 82 en 83.

Maak de examenopgaven over alle hoofdstukken vanaf blz. 84.

Slide 45 - Tekstslide