Uitleg Chapitre 5 Bron C:

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Uitleg + oefenen

Hoofdstuk 5:

Bron C:

Le passé composé

TB blz.:  62

WB blz.: 13-16

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé:
Vous (écouter) ____ ____ la radio ce matin.

Ils (parler) _____ ____ d'un concert d'Ali B.

J' (regarder) ____ ____ une série de Peaky Blinders.

Le journaliste (parler) ____ ____ de Corona.

Nous (habiter) ____ ____ aux Pays-Bas.

Tweede oefening

Nu ga je het werkwoord être als hulpwerkwoord gebruiken.

Bijvoorbeeld:

Je suis allé

Let op! Het voltooid deelwoord past zich aan het onderwerp. Dus:

Elle est  allée

Raya (arriver) ____ ____ à la maison.

Lieke (rester) ____ ____ à l'école.

Ils (aller) ____ ____ au restaurant.

Ma mère (monter) ____ ____ au premier étage.

DUS stap 1: hulpwerkwoord

Juiste hulpwerkwoord kiezen: Avoir of Être?

- BIJNA alles vervoeg je met avoir = hebben

Bijv.: j'ai parlé, j'ai fait, j'ai été

- être = zijn gebruiken bij: aller, arriver, monter, rester, rentrer

Bijv.: je suis allé, elle est montée, nous sommes restés

! +e bij een vrouw

! +s bij 2 of meer personen

Stap 2: voltooid deelwoord

1.   regelmatige werkwoorden die allemaal eindigen op -er:

 -er af halen en dan +é

2. onregelmatige werkwoorden:

avoir (= hebben)   --> eu (=gehad)

être (= zijn)              --> été (=geweest)

faire (= doen)         --> fait (=gedaan)

Opdrachten online maken:

Hoofdstuk 5 Bron C aanklikken

en dan opdrachten 13, 14 & 15 maken

Bonne chance!