6.1. Voedselproductie

6.1 Voedselproductie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6.1 Voedselproductie

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les weet je:
  • Het verschil tussen intensieve en biologische landbouw.
  • Welke hoofdelementen en sporenelementen belangrijk zijn bij de groei van planten.
  • Wat eutrofiëring is en hoe het tot stand komt.
  • Op welke manieren voedsel langer houdbaar gemaakt wordt.
  • Wat E-nummers / additieven zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Voedsel
In de supermarkt staat voedsel. Voedselproductie begint bij de boer, via allerlei bewerkingen komt het dan in de winkel terecht.

In Nederland hebben we vooral intensieve landbouw. Op een klein oppervlakte, veel voedsel produceren. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe?
Zo veel mogelijk voedselproductie:
  • kunstmest gebruiken
  • gewasbeschermingsmiddelen gebruiken 

Beide opties zorgen voor meer voedsel. 

Slide 4 - Tekstslide

Meststoffen 
We hebben twee soorten meststoffen:
  • kunstmest
  • dierlijke mest 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Kunstmest
  • Minaralen door mensen gemaakt 
  • Er zit voornamelijk fosfor, kalium, stikstof in (dat noemen we hoofdelementen)
  • Hoofdelementen zijn atoomsoorten die door planten worden opgenomen
  • Andere hoofdelementen: calcium, zwavel, magnesium
  • Sporenelementen: ook nodig, maar heel weinig  

Slide 7 - Tekstslide

Welke gewassen worden er door de boer geproduceerd?

Slide 8 - Open vraag

Te veel meststoffen 
Overbemesting --> slecht voor biodiversiteit

Overbemesting = eutrofiering (overal brandnetels)


Slide 9 - Tekstslide

Gewasbescherming
Bescherming tegen schimmels, bacteriën, verdelgen van insecten, onkruid. 

Niet alleen slechte dingen gaan dood, maar ook het bodemleven. 


Slide 10 - Tekstslide

Intensieve landbouw

Slide 11 - Woordweb

Intensieve vs biologische landbouw
  • Wel / geen bestrijdingsmiddelen en kunstmest
  •  Geen/ wel biologisch geteeld veevoer
  • Laag dierenwelzijn / diervriendelijke huisvestiging

Slide 12 - Tekstslide

Conserveren 
  • fermenteren
  • inleggen in zuur, zout, suiker
  • invriezen
  • drogen
  • steriel verpakken 
  • conserveringsmiddel toevoegen 
  • pasteuriseren en steriliseren 

Slide 13 - Tekstslide

Additieven
Hulpmiddelen die de kleur, de geur, de smaak of houdbaarheid verbeteren. 

We kennen deze additieven als E-nummers.
Kunnen zowel chemisch als natuurlijk zijn. 
(tabel 2 NIET leren)

Slide 14 - Tekstslide

Welke hoofd- en spoorelementen komen voor in de kunstmest N-P-K?
A
Stikstof
B
Natrium
C
Fosfor
D
Kalium

Slide 15 - Quizvraag

Hoe is de landbouw schadelijk voor de stikstofuitstoot?
A
Door de werktuigen die er gebruikt worden
B
Door de werktuigen die er gebruikt worden en de mest van de dieren die in de natuur terecht komen
C
Aliens!!!

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn hoofdelementen?
A
De belangrijkste elementen uit het periodiek systeem
B
Elementen die voorkomen in je hoofd
C
Voedingstoffen die een plant veel nodig heeft tijdens de groei
D
Voedingstoffen die een plant weinig nodig heeft tijdens de groei

Slide 17 - Quizvraag

Hoe ontstaat eutrofiëring?
A
Door een verminderd aantal dieren
B
Door een tekort aan stikstof in de grond
C
Door een overschot aan stikstof in de grond
D
Door schimmels

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet het als door overbemesting algen het andere leven in een sloot verstikken?
A
cradle-to-cradle
B
verzuring
C
stikstofdepositie
D
eutrofiering

Slide 19 - Quizvraag


bij inblikken is voedsel langer houdbaar, omdat
A
het voedsel droog is
B
er geen zuurstof meer bij het voedsel komt
C
het goed verpakt is
D
het voedsel verhit is

Slide 20 - Quizvraag

Waardoor kan een product langer houdbaar gemaakt worden?
A
Een ingrediënt
B
Een additief

Slide 21 - Quizvraag

Wat is GEEN reden dat men zuur toevoegt aan eten?
A
het smaakt daardoor lekker fris
B
het blijft langer houdbaar
C
het tast je gebit aan
D
veel bacteriën voelen zich niet thuis in zuur milieu

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een E-nummer?
A
Een Europees goedkeuringsnummer van een stof
B
Een bekend Europees muzieknummer
C
Een Europees goedkeuringsnummer van een additief
D
Een nummer wat je extra energie geeft

Slide 23 - Quizvraag


Wat is niet waar over stoffen met een E-nummer?
A
het zijn hulpstoffen
B
het zijn een additieven
C
ze zijn onveilig en ongezond
D
ze zijn goedgekeurd door de EU

Slide 24 - Quizvraag

Aan het einde van de les weet je:
  • Het verschil tussen intensieve en biologische landbouw.
  • Welke hoofdelementen en sporenelementen belangrijk zijn bij de groei van planten.
  • Wat eutrofiëring is en hoe het tot stand komt.
  • Op welke manieren voedsel langer houdbaar gemaakt wordt.
  • Wat E-nummers / additieven zijn.

Slide 25 - Tekstslide