Week 7 Erven en Schenken 8.3 en 8.4 en start H1 Bedrijf starten

8.3 Erven en 8.4 Schenken
Week 9

Maar ook....
Start H1 bedrijf starten!

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

8.3 Erven en 8.4 Schenken
Week 9

Maar ook....
Start H1 bedrijf starten!

Slide 1 - Tekstslide

Zelfstudie!
We behandelen de kern,
de rest doe je zelf!

Slide 2 - Tekstslide

Erfenis
Erfenis = alle bezittingen/schulden die de overledene nalaat.
Erfgenamen krijgen bij het overlijden iets uit de erfenis van de overledene, deze mensen heten ook wel erflater. 

Wie erfgenamen zijn, is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. 
Met een testament kun je zelf regelen wie jouw erfgenamen zijn. Als je dit niet in het testament zet, zijn volgens de wet bloedverwanten de enige erfgenamen.  (notaris)

Slide 3 - Tekstslide

Aangetrouwde familieleden = aanverwanten. Zij kunnen niets erven van de overledene als er geen testament is.

Samenwonenden erven ook niet van elkaar, tenzij dit aangegeven staat in een testament. 

Slide 4 - Tekstslide

Roos woont samen met Piet, ze hebben een samenlevingscontract. Roos overlijdt. Krijgt Piet een erfenis?
A
Nee, nooit.
B
Ja, altijd.
C
Ja, alleen als dit in het testament geschreven staat.

Slide 5 - Quizvraag

Erfrecht (wettelijke verdeling)
Groep 1: Partner en kinderen 

Groep 2: Ouders, broers en zussen

Groep 3: Grootouders

Groep 4: Overgroot ouders

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Vruchtgebruik
Tessa komt te overlijden, ze laat haar man en twee kinderen achter. 

Moet haar man de woning verkopen? 
  • Nee, man krijgt vruchtgebruik woning. Kinderen krijgen hun deel pas echt na overlijden vader

Slide 8 - Tekstslide

Erfbelasting (ook wel successierechten)

Als je een erfenis krijgt, betaal je over de waarde erfbelasting. Hoeveel % hangt af van je relatie met de overledene en de waarde van de erfenis. 

Slide 9 - Tekstslide

8.4 Schenken
Iemand iets geven zonder dat er iets tegenover staat: schenking.
- Geld/goederen --> directe schenking.
- Schenken op papier/schenken onder bewind --> indirecte schenking. 

Slide 10 - Tekstslide

Schenken
Iets geven aan iemand zonder tegenprestatie
(Bij leven)

Schenken op papier: ouder heeft schuld aan kind en moet daar 6% rente over betalen. Maar bedrag komt pas bij kind terecht na overlijden ouder.
Betalen van schenkbelasting; als deze schenking hoger is dan de belastingvrijstelling. 

Slide 11 - Tekstslide

Vrijstellingen bij schenken
Bij een schenking aan een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) zoals kerkelijke, charitatieve, culturele of wetenschappelijke instellingen aan een Sociaal Belang Behartigende Instellingen zoals sportorganisaties/verenigingen; hoeft 
geen schenkbelasting betaald te worden.

Slide 12 - Tekstslide

Maken
8.9, 8.10, 8.11, 8.13, 8.14, 8.15 + D-toets MC vragen

HOOFDSTUK 7 EN 8 MOETEN VOLLEDIG ZIJN GEMAAKT, controle volgende week! Zie studiewijzer voor opgaves.

Slide 13 - Tekstslide

Bedrijf starten -  H1 De oprichting van De Kast
 
§1.1 De start + §1.2 De btw
§1.3 De investeringsbegroting
§1.4 De financiering

1.9, 1.10, 1.11, 1.12,
1.13, 1.14

Slide 14 - Tekstslide

Start van een onderneming
> Verschillen werknemer/zelfstandig ondernemer
> Vergunningen
> Inschrijven in handelsregister
> Administratie
> Vestigingsplaats
> Begrotingen
> Rechtsvormen
> Verzekeringen

Slide 15 - Tekstslide

Grote verschillen werknemer/zelfstandig ondernemer

Slide 16 - Woordweb

Werknemer

> In loondienst bij werkgever, arbeidsovereenkomst gesloten met zijn baas. 
> Verzekerd tegen werkloosheid (bij baan verlies, bij ziekte)
> Pensioenverzekering
> Verantwoordelijk voor de opgelegde taken

Slide 17 - Tekstslide

Ondernemer
> Geen vast salaris.
> Geen automatische verzekering, kan diegene wel zelf afsluiten.
> Zelf pensioen regelen
> Je bent verantwoordelijk voor alles (werknemers, binnenhalen van opdrachten, onderhandelen met leveranciers etc)
> Meer belastingvoordelen dan werknemers

Slide 18 - Tekstslide

Starten van bedrijf
> Heb je een vergunning nodig?
> Inschrijven in handelsregister (Kamer van Koophandel). Is jouw naam niet misleidend?
> Boekhouding uitvoeren (administratie)
> Waar ga je je bedrijf vestigen? --> vestigingsplaats
> Begrotingen;
1. investeringsbegroting; wat schaf je aan om te beginnen?  
2. financieringsbegroting; hoe ga je dit alles financieren?
Dit is samen de beginbalans!

Slide 19 - Tekstslide

Rechtsvorm kiezen 
De juridische vorm waarin een bedrijf gedreven wordt. 
Dit heeft gevolgen voor hoe je je belasting betaalt, hoe de aansprakelijkheid is geregeld, wie mag overeenkomsten sluiten etc.

Meest voorkomende vorm bij starters; eenmanszaak. 
(prive aansprakelijk, 1 eigenaar = directeur)
Voordelen? Nadelen?

Slide 20 - Tekstslide

Openingsbalans

Slide 21 - Tekstslide

Openingsbalans
In feite combineer je de uitkomst van je investeringsbalans en financieringsbegroting tot een openingsbalans. 
Debet = links = activa = investeringen
Credit = rechts = passiva = financiering

Slide 22 - Tekstslide

De openingsbalans
Kenmerken:
- op een bepaald tijdstip
- bezittingen (links)
- eigen en vreemd vermogen
- in balans

Inhoud:
rechts: hoe kom je aan het vermogen
links: wat heb je met dat vermogen gekocht

Slide 23 - Tekstslide

Openingsbalans

Slide 24 - Tekstslide

Investeringsbegroting; verschil vast/vlottend?

Slide 25 - Tekstslide

Financieringsbegroting
Vreemd vermogen; lang en kort. 
Lang: looptijd langer dan 1 jaar.
Kort: looptijd korter dan 1 jaar.

Ken de posten; debiteuren, hypothecaire lening, crediteuren etc. Lees ze door en maak de bijbehorende opdrachten in je boek! 

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
H8: 8.9, 8.10, 8.11, 8.13, 8.14, 8.15 + D-toets MC vragen
H1: Bedrijf starten; maken 1.4, 1.7, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14

Zorg dat je volgende week in ieder geval H7 en H8 af hebt; zie studiewijzer; dit wordt gecontroleerd!

Slide 27 - Tekstslide