Rekenen NU PW/OA 11.5

11.5 - procenten - breuken en verhoudingen
Welk deel is rood?

Hoeveel procent is groen?

Hoeveel procent is geel?

Welke verhouding hoort bij blauw?
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

11.5 - procenten - breuken en verhoudingen
Welk deel is rood?

Hoeveel procent is groen?

Hoeveel procent is geel?

Welke verhouding hoort bij blauw?

Slide 1 - Tekstslide

Mededelingen OA2
 Gebruik REKENMACHINE toegestaan!

Route n.a.v. instaptoets; wie verwacht ik bij de extra rekenlessen de komende tijd?
85% of hoger = zelfstandig werken tijdens de les aan paragraaf 6 en de examenopdrachten
60% of hoger = zelfstandig werken tijdens de les aan paragraaf 1 t/m 6
Minder dan 60% = uitleg volgen en paragraaf 1 t/m 6 maken.
Minder dan 40% = uitleg volgen, paragraaf 1 t/m 6 maken en de 'rekenen-niveau' - les volgen!

Hoe ontstaat je cijfer voor deze periode? Cijfer toets H9 + opdrachten H9 hebben gemaakt.
  • Minimaal 55% behaald voor paragraaf 9.1 t/m 9.6 = 1 punt extra
  • Min 85% op instaptoets = alleen 9.6 +  examenopdrachten maken.

Slide 2 - Tekstslide

Mededelingen PW2
Planning Rekenen - zie TEAMS - bestanden!                              Gebruik REKENMACHINE toegestaan!

Hoe ontstaat je cijfer voor deze periode? 

Cijfer toets H11 + opdrachten H11 hebben gemaakt.
  • Minimaal 55% behaald voor paragraaf 11.1 t/m 11.6 = 1 punt extra

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 11.5
  • Je leert rekenen met een aantal handige percentages.
  • Je leert het verband tussen percentages, breuken en verhoudingen.

Slide 4 - Tekstslide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 
Handige percentages

Sommige percentages zijn als eenvoudige breuk te schrijven. Bij deze percentages kun je handig met de breuk werken.

De prijs van een spijkerbroek is € 80,-. Je krijgt 25% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
25% = 1/4 deel
1/4 x € 80,- = € 80,- : 4 = € 20,- korting.


Slide 5 - Tekstslide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 
Welke eenvoudige breuken kun jij koppelen aan percentages?

Slide 6 - Tekstslide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 
Verhoudingen als procenten

Als je een verhouding in procenten of breuk uit wilt drukken, maak je van de verhouding eerst een breuk met noemer 100.
Daarna maak je van de breuk procenten.

4 van de 25 = 4/25 = 16/100 = 16%

Als de noemer van de breuk geen deler is van 100, maak je van de breuk een decimaal getal met je rekenmachine. Schuif de komma twee plaatsen naar rechts om je percentage te krijgen.

5 van de 45 = 5/45 = 0,1111 = ongeveer 11%.

Slide 7 - Tekstslide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 

Slide 8 - Tekstslide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 
percentage kommagetal breuk verhouding
40%       0,4        2/5       2 van de 5 
25%       0,25       1/4        1 van de 4 
75%       0,75       3/4       3 van de 4 
3,3…%    0,033…   1/30     1 van de 30 
12,5%     0,125       1/8       1 van de 8 

Slide 9 - Tekstslide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.                           100% is alles!

Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
    100% = 
       10% = 
          1% = 

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 11.5
Hoe
Zelfstandig met rekenmachine
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
11.6 + examenopdrachten
timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide