18e cours révision chap1

Focusleren
Français en classe
Révision chap1 (LessonUp)
Au travail
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Focusleren
Français en classe
Révision chap1 (LessonUp)
Au travail

Slide 1 - Tekstslide

Focusleren
Chapitre 3
vocabulaire A


timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Français en classe
1. Tu habites où ?
2. Tu as quel âge ?

3. Tu as un chien* ?



4. Quel est ton numéro de téléphone ?
Je ne sais pas                 
[zju nuh sè pa]
  • J'habite à ...  [zjabiet a]
timer
5:00
  •  J'ai douze ans .....  [zjee doeze an]
  • Oui, j'ai un chien. [wie zjee un sjèhn]
  • Non, j'ai un chat.
  • Non, je n'ai pas d'animal. 

  • C'est le .... [seh luh]

Slide 3 - Tekstslide

Révision chap1
Met LessonUp.

Regels:
- Eigen naam
- Maximaal 2 emoji's

Slide 4 - Tekstslide

Sleep de getallen naar de juiste plaats op de liniaal.
treize
trois
zéro
six

onze
seize
vingt

Slide 5 - Sleepvraag

3
A
trois
B
treize

Slide 6 - Quizvraag

6
A
six
B
dix

Slide 7 - Quizvraag

huit
douze
quatorze
quatre
un

Slide 8 - Sleepvraag

vingt - six =
A
quatorze
B
treize
C
quinze
D
seize

Slide 9 - Quizvraag

le
la
l'
les
ami
père
garçons
famille
fille
hôtel
parents
frère

Slide 10 - Sleepvraag

un
une
soeur
monsieur
chien
amie
maison
garçon

Slide 11 - Sleepvraag

un ami
A
le ami
B
la ami
C
l'ami
D
les ami

Slide 12 - Quizvraag

un sport
A
le sport
B
la sport
C
l'sport
D
les sport

Slide 13 - Quizvraag

Maak het meervoud: la soeur

Slide 14 - Open vraag

Maak het meervoud: l'ami

Slide 15 - Open vraag

je
tu
elles
nous
il
wij
ik
jij
hij
zij

Slide 16 - Sleepvraag

j'ai
tu as
il/elle a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir' 
ik heb
jij hebt
hij/zij heeft
wij hebben
u heeft, jullie hebben
zij hebben

Slide 17 - Sleepvraag

avoir
A
hebben
B
zijn
C
doen
D
maken

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
tu ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
A
avez
B
as
C
ont
D
avons

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 22 - Quizvraag

Au travail
Aan de slag met het werkblad.

Klaar? Nakijken.

Slide 23 - Tekstslide