Woordenschat par. 3.5

Vak: Nederlands
Woordenschat
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Terugblik
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Woordenschat
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Terugblik
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Telefoon in de bak.
Neem plaats.
Jas uit.
Op tafel: Werkboek Nederlands of laptop en schrift dicht 
Tas op de grond.
Niet eten of drinken in de klas.
Presentie!
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel(en)
Aan het einde van deze les kan je:
  • op verschillende manieren de betekenis van woorden vinden.
  • een woord een nieuwe betekenis geven door een voor- of achtervoegsel  aan het woord te plakken (afleidingen)

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
Wat: Par. 3.5
Wanneer: 10:30-11:20
Hoe: Gezamelijk/ zelfstandig werken
Klaar: Par. 3.5 opdrachten maken
HW: Par. 3.5 opdrachten maken
Lesdoel: Zie vorige slide!
Taaldoel: woordenschat

Slide 4 - Tekstslide

Onbekende woorden in een tekst
Soms kom je in een tekst woorden tegen die je niet kent.
Wat doe je als je een woord niet kent in een tekst?

Slide 5 - Tekstslide

Onbekende woorden in een tekst
1. Vertel aan je buurmens wat je doet als je een woord niet kent in een tekst. 

2. Je vergelijkt elkaars antwoorden en wil weten als er een verschil of een overeenkomst is.

3. Per duo, kriskras door de klas beurten geven.

Slide 6 - Tekstslide

Ná filmpje
Vraag!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Vraag!
Wat kun je doen als je een woord niet kent en ook geen woordenboek hebt om de betekenis op te zoeken? 
timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
  • Synoniem ( woorden die dezelfde betekenis hebben)
  • Omschrijving of definitie( woorden waarmee verteld wordt wat iets is)
  • Voorbeeld ( uitleg geven over iets)
  • Tegenovergesteld betekenis ( Nieuw versus oud)
  • Herkennen van woorden ( in een andere taal, bv. Engels)

Slide 10 - Tekstslide

Lees de tekst zelfstandig!

Slide 11 - Tekstslide

Woordraadstrategieën

Slide 12 - Woordweb

Woordraadstrategieën
  • Synoniem ( woorden die dezelfde betekenis hebben)
  • Omschrijving of definitie( woorden waarmee verteld wordt wat iets is)
  • Voorbeeld ( uitleg geven over iets)
  • Tegenovergesteld betekenis ( Nieuw versus oud)
  • Herkennen van woorden ( in een andere taal, bv. Engels)

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf de betekenis van de vetgedrukte woorden op met behulp van één van de woordraadstrategieën.
Educatie
Illusie
Profijt hebben van
Automatische piloot
Ouderwets
Spenderen
Hilariteit 

Slide 14 - Tekstslide

De betekenis van:
Educatie = onderwijs
Illusie = te mooi om waar te zijn
Profijt hebben van = voordeel of nut van iets hebben
Automatische piloot = iets doen zonder erbij na te denken, uit routine
Ouderwets = van vroeger en wat niet meer in deze tijd past 
Spenderen = uitgeven, besteden
Hilariteit  = vrolijkheid, gelach

Slide 15 - Tekstslide

Voor- en achtervoegels
De vorming van een nieuw woord door een voor- of achtervoegsel aan een woord te plakken heet een afleiding.

Voorvoegsels: her-, in- en on- 
Zoals: Herinschrijven, onbeantwoord, incompleet

Achtervoegsel: -loos, -achtig, -baar, -je en -es.
Zoals: Werkloos, jongensachtig, betaalbaar, kindje, zangeres

Slide 16 - Tekstslide

Par. 3.5: Namen van landen of steden + afleidingen
Van namen van landen of steden kun je een afleiding maken. Deze afleidingen schrijf je met een hoofdletter.

Ierland de Ierse bedrijven
Rotterdam het Rotterdamse festival
Mexico een Mexicaans restaurant

Slide 17 - Tekstslide

Oefenen


+

Slide 18 - Tekstslide





Duitse worst

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen

+

Slide 20 - Tekstslide





Franse kaas

Slide 21 - Tekstslide

Oefenen


+

Slide 22 - Tekstslide






Belgische bonbons

Slide 23 - Tekstslide

Kader
Par. 3.5 opdracht 13

Slide 24 - Tekstslide

TL
Invulopdracht!

Slide 25 - Tekstslide

Lestaak
Par. 3.5 opdrachten
1 + 2 + 3 + 4 + 6 + 7

Slide 26 - Tekstslide



Wat zijn woordraadstrategieën?
A
woordspelletjes
B
Manieren om de betekenis van woorden te vinden
C
Het juist spellen van woorden
D
Manieren om woorden te maken

Slide 27 - Quizvraag

educatie
competitie
spenderen

uitpuilen

hilariteit

Slide 28 - Sleepvraag


Deze nieuwe bibliotheek heeft een moderne uitstraling en ziet er heel anders uit dan het vorige ouderwetse gebouw.
Welke woordraadstrategie gebruik je hier?
A
omschrijving
B
synoniem
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 29 - Quizvraag

De (Griekenland) eilanden

Slide 30 - Open vraag

De (Zweden) voetballers

Slide 31 - Open vraag