Unit 3 lesson 2
1 / 14
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Where would you want to travel to?
Slide 2 - Open vraag
Vertaal de volgende zin:
Wie is dat?
Wie is dat?
Slide 3 - Open vraag
Vertaal de volgende zin:
Deze auto is rood.
Deze auto is rood.
Slide 4 - Open vraag
Vertaal de volgende zin:
Die huizen zijn groot.
Die huizen zijn groot.
Slide 5 - Open vraag
Vertaal de volgende zin:
Deze boeken zijn oud.
Deze boeken zijn oud.
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
He is old,
A
Isn't he?
B
is he?
C
are they?
D
do we?
Slide 9 - Quizvraag
We are walking the dog,
A
is he?
B
isn't he?
C
are we?
D
aren't we?
Slide 10 - Quizvraag
She isn't very nice,
A
Is he?
B
isn't he?
C
is she?
D
isn't she?
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
So, what did we learn?
Words
Words
Slide 13 - Open vraag
So, what did we learn?
Grammar
Grammar
