4.3 Reactiesnelheid - 3V



Samenvatting factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



Samenvatting factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhaling H3.
  • Uitleg §4.3


  • Zelf filmpjes bekijken (zie links op studiewijzer)
  • Opdrachten maken 4.3



Slide 2 - Tekstslide

  •  Stoffen zijn opgebouwd uit moleculen. Moleculen zijn opgebouwd uit atomen. Atomen bestaan zelf uit nog kleinere deeltjes.
  • De positie van de elementen in het P.S. wordt bepaald door chemische eigenschappen en het atoomnummer (= aantal protonen).
  • Wanneer een atoombinding wordt verbroken is er sprake van een chemische reactie. Reactiviteit van stoffen wordt bepaald door aantal elektronen in de buitenste schil
  • 1 mol stof bestaat uit 6,022 . 1023 deeltjes. 
Herhaling hoofdstuk 3
  •  Stoffen zijn opgebouwd uit moleculen. Moleculen zijn opgebouwd uit atomen. Atomen bestaan zelf uit nog kleinere deeltjes.
  • De positie van de elementen in het P.S. wordt bepaald door chemische eigenschappen en het atoomnummer (= aantal protonen).
  • Wanneer een atoombinding wordt verbroken is er sprake van een chemische reactie. Reactiviteit van stoffen wordt bepaald door aantal elektronen in de buitenste schil
  • 1 mol stof bestaat uit 6,022 . 1023 deeltjes. 
  • De molaire massa (M) is de massa van 1 mol stof (dus g/mol).

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik ken/kan werken met de formule voor reactiesnelheid
  • Ik kan met behulp van het botsende deeltjesmodel uitleggen hoe de reactiesnelheid wordt beïnvloed. 
  • Ik kan de factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden benoemen en verklaren.
  • Ik kan de werking van een katalysator beschrijven en met een energiediagram verklaren.

Slide 4 - Tekstslide

Deeltjesmodel
  • iedere stof is uit hele kleine deeltjes opgebouwd, meestal moleculen
  • iedere stof heeft zijn eigen molecuulsoort
  • moleculen bewegen voortdurend
  • moleculen trekken elkaar aan 

Slide 5 - Tekstslide

Effectieve botsing
Voor een reactie is een effectieve botsing nodig. Als moleculen van de beginstoffen met voldoende snelheid en op de juiste plek tegen elkaar botsen vindt er een chemische reactie plaats. 

Slide 6 - Tekstslide

Reactiesnelheid
De reactiesnelheid is de snelheid waarmee reactieproducten worden gevormd of  beginstoffen verdwijnen.
De hoeveelheid beginstoffen/reactieproducten meten we in mol.
We bekijken dan het aantal mol in een bepaald volume (Liter).
De tijd waarin de reactie plaats vindt wordt gemeten in seconden.


Slide 7 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Dus: snelheid van een reactie wordt uitgedrukt in het aantal mol dat per liter per seconde wordt geproduceerd of verdwijnt.


  • s     = gemiddelde reactiesnelheid over een bepaalde tijd (       ) in mol/L . s
  •        = toename in mol reactieproduct of afname beginstof
  • V   = het volume in L
  •       = tijdsverschil tussen begin en eind in seconde
s=VΔtΔn
Δt
Δn
Δt

Slide 8 - Tekstslide

Waarin wordt de snelheid van een reactie uitgedrukt?
A
Mol per seconde
B
Liter per seconde
C
Mol per Liter per seconde
D
liter per mol per seconde

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een effectieve botsing?
A
Een botsing van deeltjes waarbij geen reactie plaats vindt.
B
Elke botsing van deeltjes.
C
Een botsing van deeltjes die een reactie laat plaatsvinden.

Slide 10 - Quizvraag

Aan welke voorwaarden moeten deeltjes voldoen voor een effectieve botsing?
A
Ze moeten op de juiste plaats botsen
B
Ze moeten met voldoende snelheid botsen bij de juiste temperatuur.
C
Ze moeten op kamertemperatuur botsen op de juiste plaats
D
Ze moeten met voldoende snelheid op de juiste plaats botsen

Slide 11 - Quizvraag

Reactiesnelheid verhogen
Snelheid van een reactie verhogen:
  • Temperatuur verhogen
  • Concentratie vergroten
  • Verdelingsgraad verhogen
  • Katalysator toevoegen

Slide 12 - Tekstslide

Temperatuur verhogen
Temperatuur verhogen -> deeltjes bewegen sneller -> deeltjes botsen vaker tegen elkaar aan.



Fietsers: stel ze fietsen samen op het plein. Als ze harder fietsen, grotere kans tegen elkaar aan te botsen. 

Slide 13 - Tekstslide

Concentratie vergroten
Meer deeltjes in hetzelfde volume -> grotere kans dat deeltjes tegen elkaar aan botsen.



Fietsers: zelfde schoolplein: meer fietsers op het plein -> grotere kans op botsen. 

Slide 14 - Tekstslide

Concentratie vergroten
Concentratie geeft aan hoeveel
mol opgeloste stof per Liter
oplossing aanwezig is.

Molariteit = aantal mol opgeloste stof              =
                         volume van oplossing in liter

M=Vn

Slide 15 - Tekstslide

Verdelingsgraad vergroten
Verdelingsgraad = hoe fijn is een stof verdeeld.

Fietsers: als alle fietsers
in het peloton fietsen, 
kunnen de middelste 
fietsers nooit botsen, 
alleen de buitenste. 

Slide 16 - Tekstslide

Verdelingsgraad vergroten

Slide 17 - Tekstslide

Katalysator
 Een katalysator is een hulpstof waardoor de reactie sneller kan verlopen. 
Katalysator doet wel mee aan de reactie, maar raakt niet op. Het wordt wel gebruikt, maar niet verbruikt 
Kan niet worden verklaard met het botsende deeltjesmodel. 
Fietsers: alle fietsers worden zo opgesteld zodat ze kunnen botsen. 

Slide 18 - Tekstslide

Katalysator
Katalysator zorgt ervoor dat de activeringsenergie ( Eact) wordt verlaagd.

Slide 19 - Tekstslide

Welk van de methoden om reactiesnelheid te beïnvloeden kan niet worden verklaard met het botsende deeltjes model?
A
Verdelingsgraad
B
Concentratie
C
Temperatuur
D
Katalysator

Slide 20 - Quizvraag

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge temperatuur
B
Lage temperatuur

Slide 21 - Quizvraag

Met schoonmaakazijn kun je kalk verwijderen. Er ontstaan daarbij gasbellen. Wat is de invloed van de concentratie azijnzuur op de hoeveelheid gasbelletjes die ontstaan in een bepaalde tijd?
A
een hogere concentratie azijnzuur -> minder belletjes
B
een hogere concentratie azijnzuur -> meer belletjes
C
concentraties azijnzuur -> geen invloed op hoeveelheid belletjes

Slide 22 - Quizvraag

Welke manier om een reactie te versnellen kun je slechts bij een specifieke reactie toepassen?
A
een katalysator
B
de verdelingsgraad
C
de temperatuur
D
de concentratie

Slide 23 - Quizvraag

De reactiesnelheid is lager bij
A
een fijnere verdelingsgraad
B
een minder fijne verdelingsgraad
C
de verdelingsgraad is niet van invloed

Slide 24 - Quizvraag

Planning
  • Herhaling H3.
  • Uitleg §4.3


  • Zelf filmpjes bekijken (zie links op studiewijzer)
  • Opdrachten maken 4.3



Slide 25 - Tekstslide