3v Geleidbaarheid en weerstand

3.2 Geleidbaarheid en weerstand
tweede deel: weerstand en geleidbaarheid
Lessonup.app
code: zie linksonder 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.2 Geleidbaarheid en weerstand
tweede deel: weerstand en geleidbaarheid
Lessonup.app
code: zie linksonder 

Slide 1 - Tekstslide

Als iets goed geleidt is de geleidbaarheid groot
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

De eenheid van geleidbaarheid is
A
ohm
B
ampere
C
siemens
D
volt

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke draad heeft de grootste geleidbaarheid?
A
dikkere draad
B
dunnere draad

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke draad heeft de grootste geleidbaarheid, de kortere of de langere?
A
de kortere
B
de langere

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Bij een spanning van 5 V loopt er een stroomsterkte van 2 A door een lampje. Bereken de geleidbaarheid
A
0,4 S
B
10 S
C
2,5 S
D
7 S

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Bij een A,B diagram verander je B en dan meet je hoe A verandert
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Bij een A,B-diagram staat A op de horizontale as
A
juist
B
onjuist, daar staat B
C
onjuist, het maakt niet uit

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Bij een recht evenredig verband is de grafiek
A
een rechte lijn
B
een lijn door de oorsprong
C
een rechte lijn door de oorsprong

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Als de geleidbaarheid niet verandert spreken we van een
A
ohmse weerstand
B
niet-ohmse weerstand

Slide 23 - Quizvraag

De gloeidraad in een lampje is een voorbeeld van een
A
ohmse weerstand
B
niet-ohmse weerstand

Slide 24 - Quizvraag

In een lampje wordt de gloeidraad zeer heet. Dan wordt de geleidbaarheid
A
groter
B
kleiner
C
hetzelfde

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hie groter de geleidbaarheid, hoe ....... de weerstand
A
groter
B
kleiner

Slide 28 - Quizvraag

Weerstand kan twee dingen betekenen: een component of het omgekeerde van geleidbaarheid
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Welke draad heeft de grootste weerstand?
A
dikkere draad
B
dunnere draad

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

De eenheid van weerstand is de ohm, met symbool
Ω
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

U = 6V en I = 2 A.
Bereken de weerstand in
Ω
A
0,33
B
12
C
3
D
4

Slide 38 - Quizvraag

U = 10 V en I = 2A.
Bereken de geleidbaarheid.
A
20 S
B
0,2 S
C
5 S

Slide 39 - Quizvraag

De weerstand van een draad is 10
Bereken de geleidbaarheid
Ω
A
10 S
B
0,1 S
C
100 S
D
1 S

Slide 40 - Quizvraag

De geleidbaarheid van een draad is
2 S.
Bereken de weerstand in
Ω
A
2
B
0,2
C
20
D
0,5

Slide 41 - Quizvraag

opdrachten uit het boek
16 t/m 23

Slide 42 - Tekstslide