Module Basis Anatomie

Module Basis
Anatomie
&
Fysiologie
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
mkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Module Basis
Anatomie
&
Fysiologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze LessonUp is een inleiding in de anatomie en fysiologie.
Door middel van tekst, afbeeldingen, video's en vragen 
leer je over anatomie en fysiologie, over de opbouw van het lichaam, orgaanstelsels, celleer en celdeling.

Gebruik hierbij het boek 
Anatomie & fysiologie H1 

Slide 2 - Tekstslide

Lees de inleiding bij hoofdstuk 1 Lichaam en uiterlijk


Wat wordt bedoeld met de begrippen 
Anatomie en Fysiologie?

Slide 3 - Tekstslide

            Anatomie

- Gaat over de bouw en
  opbouw van het lichaam
- 'Hoe ziet het eruit'
           Fysiologie 

- Gaat over de functies van
  het lichaam
- 'Hoe werkt het'

Slide 4 - Tekstslide

H1.1 Hoe is het lichaam opgebouwd?
Het menselijk lichaam is opgebouwd uit cellen.

Hoe deze cellen samen ons lichaam
vormen wordt uitgelegd
in de volgende video!


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

De volgende begrippen worden hierna uitgelegd:
- Cel
- Weefsel
- Orgaan
- Orgaanstelsel
- Organisme

Deze begrippen moet je leren!

Slide 7 - Tekstslide

                    
                   Cel

Een cel is de kleinste levende eenheid van het lichaam

Cellen hebben verschillende vormen, omdat ze verschillende functies hebben;
een spiercel heeft een andere vorm dan een zenuwcel

Slide 8 - Tekstslide

             
               Weefsel

Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

Bijvoorbeeld spierweefsel, zenuwweefsel, dekweefsel, kraakbeen, been en bindweefsel

Slide 9 - Tekstslide

                Orgaan

Een groep verschillende, maar samenwerkende weefsels

Bijvoorbeeld het hart (orgaan) is opgebouwd uit meerdere weefsels
(zie de afbeelding)

Slide 10 - Tekstslide

          Orgaanstelsel






Een groep samenwerkende organen die samen een bepaalde functie hebben
                Organisme






          De orgaanstelsels
          samen vormen het
          organisme, het
          menselijk lichaam!

Slide 11 - Tekstslide

In de opleiding leer je over de volgende orgaanstelsels :
- Hart- en bloedvatenstelsel
- Ademhalingsstelsel
- Spijsverteringsstelsel
- Nierstelsel
- Zenuwstelsel
- Spierstelsel en skelet
- Hormonaalstelsel                                            
- Voortplantingsstelsel

Slide 12 - Tekstslide

In de volgende video kun je alvast bekijken welke organen samen een orgaanstelsel vormen

Dit hoef je nog niet te leren
De video is bedoeld ter oriëntatie...


Tijdens de opleiding worden deze orgaanstelsels behandeld!

Na de video een kleine oefening...

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Link

H1.3 Cytologie 
Cytologie is de leer van de cel

In H1.3 lees je hoe een cel is opgebouwd


Celkern = nucleus
Celkern bevat de chromosomen

Slide 16 - Tekstslide

Chromosomen
Chromosomen bevatten het erfelijke materiaal

Iedere lichaamscel bevat 46 chromosomen 

- 23 paar chromosomen
- bij de vrouw is het 23e paar = XX
- bij de man is het 23e paar = XY 

Slide 17 - Tekstslide

Chromosomen
Chromosomen bevatten het erfelijke materiaal;
het DNA
Iedere lichaamscel bevat 46 chromosomen


Behalve de geslachtscellen, 
de eicel en de zaadcel
De geslachtscellen bevatten 23 chromosomen

Slide 18 - Tekstslide

Alle lichaamscellen delen zich!

Er worden steeds weer nieuwe cellen aangemaakt
Bloedcellen delen snel; botcellen delen langzaam...

Lees eerst H1.3 door 
Bekijk de volgende video over 
Mitose en Meiose

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Hoeveel chromosomen bevatten de 'gewone' lichaamscellen?
A
45
B
46
C
23
D
25

Slide 21 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met Mitose?
A
Gewone celdeling
B
Reductiedeling

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen bevatten de geslachtscellen na Meiose?
A
45
B
46
C
23
D
25

Slide 23 - Quizvraag

In welke cellen vindt Meiose plaats?
A
Gewone lichaamscellen
B
Geslachtscellen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Erfelijkheid komt later in de opleiding aan bod
Bij de celdeling kan het ook mis gaan...

Bij het syndroom van Down is de celdeling afwijkend
Alle lichaamscellen bevatten 47 chromosomen!

Slide 26 - Tekstslide

H1.5 Weefsels
Weefsel: een groep cellen met dezelfde vorm en functie

Het lichaam bestaat uit 5 soorten weefsels:
  1. Dekweefsel (epitheel)
  2. Steunweefsel (bindweefsel, kraakbeen en been)
  3. Spierweefsel
  4. Zenuwweefsel
  5. Transportweefsel (bloed)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

In deze video wordt veel informatie gegeven over 
de weefsels!   Wat moet je precies leren?

Voor deze basismodule is het belangrijk dat je een aantal basisbegrippen over weefsels leert, deze worden hierna uitgelegd

In de opleiding wordt uiteraard verder ingegaan op deze leerstof

Slide 29 - Tekstslide

Dekweefsel
Dekweefsel wordt ook wel epitheel of slijmvlies genoemd
Het vormt de buitenlaag van het lichaam (de opperhuid)
én de binnenbekleding van de holle organen

Het dekweefsel 'bedekt' dus ons lichaam 
en vormt de binnenlaag van holle organen 
zoals b.v. de luchtwegen en 
maag-darmen




Slide 30 - Tekstslide

Welke functies heeft het dekweefsel?
1. Dekweefsel heeft een begrenzende functie

De cellen liggen in het dekweefsel dicht tegen elkaar aan en beschermen tegen tegen invloeden van buiten af

Bijvoorbeeld bij de opperhuid



Slide 31 - Tekstslide

Welke functies heeft het dekweefsel?
2. Dekweefsel van de dunne darm heeft een resorptiefunctie

Resorptie is de opname van voedingsstoffen naar het bloed;
in de dunne darm worden alle voedingsstoffen en geneesmiddelen dus in het lichaam opgenomen


Slide 32 - Tekstslide

Welke functies heeft het dekweefsel?
3. Dekweefsel van o.a. de luchtwegen en de maag heeft een secretiefunctie

Secretie is het afscheiden van stoffen zoals slijm

De luchtwegen bevatten slijmvliesepitheel met trilharen, 
die zo beschermen tegen prikkels van buitenaf!
De maag maakt slijm om te beschermen tegen het maagzuur!

Slide 33 - Tekstslide

Naast dekweefsel hebben ook klieren een secretiefunctie
(zie de tekst bij 1.5.1)
Bij exocriene klieren (ex = uit
worden stoffen naar buiten afgescheiden;
Voorbeelden zijn zweetklieren en speekselklieren

Bij endocriene klieren (endo = in of binnen
worden stoffen aan het bloed afgegeven
Voorbeelden zijn de hormoonklieren (hypofyse, schildklier en alvleesklier)

Alle blauwe begrippen moet je leren!

Slide 34 - Tekstslide

Welk weefsel is GEEN steunweefsel?
A
Been
B
Bindweefsel
C
Kraakbeen
D
Spierweefsel

Slide 35 - Quizvraag

Welk weefsel wordt ook wel epitheel genoemd?
A
Bindweefsel
B
Dekweefsel
C
Spierweefsel
D
Zenuwweefsel

Slide 36 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met resorptie?
A
Opnemen van stoffen in het bloed
B
Afscheiden van stoffen naar buiten

Slide 37 - Quizvraag

De schildklier is een voorbeeld van een
A
Endocriene klier
B
Exocriene klier

Slide 38 - Quizvraag

Steunweefsel
Steunweefsel bestaat uit bindweefsel, kraakbeen en been

Bindweefsel komt overal in het lichaam voor;
in de huid, rondom organen, 
als pezen bij de spieren etc.

Vetweefsel is ook bindweefsel
In de huid bevindt het vetweefsel zich in de onderste huidlaag

Slide 39 - Tekstslide

Alle overige weefsels, organen en orgaanstelsel worden in verschillende modules van de opleiding uitgelegd


Om deze basismodule af te sluiten maak je 
Kennistoets Module Basis Anatomie

Veel succes!

Slide 40 - Tekstslide