Betaalmiddelen

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
ECORSecundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Verkoopkanalen

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Moet je extra kosten betalen als je naar de Colruyt gaat?
A
B
C
D

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Moet je extra kosten betalen als we bestellen bij Collect&Go?
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Moet je extra kosten betalen als we kopen bij Vanden Borre in de webshop?
A
B
C
D

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Moet je extra kosten betalen als we kopen bij Vanden Borre in de winkel?
A
B
C
D

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

€ 11.99
De verzendkosten = € 2.49

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

€ 89.90
De verzendkosten = €4.99 als je een pakket hebt. € 59.99 als het met de vrachtwagen verstuurd wordt.

Slide 20 - Tekstslide

Betaalmiddelen

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Risico's

Slide 25 - Woordweb

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Een zichtrekening
Eenspaarrekening
Fraude
Bedrog, gepleegd door vervalsing van de administratie

Slide 30 - Tekstslide

Wat hoort er bij een zichtrekening?
A
Je kan het geld laten staan voor langere tijd.
B
Je kan geld afhalen met je bankkaart.

Slide 31 - Quizvraag

Wat hoort er bij een zichtrekening?
A
Je kan het geld laten staan voor langere tijd.
B
Je gebruikt dit bijna dagelijks.

Slide 32 - Quizvraag

Wat hoort er bij een zichtrekening?
A
Je gebruikt dit om overschrijvingen te doen.
B
Hier staat meestal een groot bedrag op.

Slide 33 - Quizvraag

Wat hoort er bij een spaarrekening?
A
Je gebruikt dit om overschrijvingen te doen.
B
Hier staat meestal een groot bedrag op.

Slide 34 - Quizvraag

Wat hoort er bij een spaarrekening?
A
Je kan het geld laten staan voor langere tijd.
B
Je gebruikt dit bijna dagelijks.

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide