Oefentoets taalverzorging H3

Oefentoets taalverzorging H3
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets taalverzorging H3

Slide 1 - Tekstslide

Oefentoets
Volgende week hebben jullie toets taalverzorging, daarom nu de oefentoets!

Slide 2 - Tekstslide

In welke gevallen gebruik je geen hoofdletter?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
bij afleidingen van aardrijkskundige namen
B
bij namen van seizoenen
C
bij periodes
D
na ’s aan het begin van een zin

Slide 3 - Quizvraag

In welke gevallen schrijf je -en- in een samenstelling?
A
wanneer het eerste woord een meervoud heeft op -en én -s
B
wanneer het eerste woord geen meervoud heeft
C
wanneer je een -s- hoort wanneer je de samenstelling uitspreekt
D
wanneer het eerste woord een meervoud heeft op -en

Slide 4 - Quizvraag

Je zet een ...... tussen wanneer het eerste woord een meervoud heeft op -en
A
-en-
B
-s-
C
een koppelteken
D
een spatie

Slide 5 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?

Kies de juiste schrijfwijze.
A
zuidwesten
B
Zuidwesten

Slide 6 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?

Kies de juiste schrijfwijze.
A
april
B
April

Slide 7 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?

Kies de juiste schrijfwijze.
A
prehistorie
B
Prehistorie

Slide 8 - Quizvraag

Welke woorden moeten allemaal met een hoofdletter?
A
protestants, winter
B
dordrecht, sinterklaasavond
C
vrijdagochtend, zomer
D
douwe egberts, hoofdstraat

Slide 9 - Quizvraag

Bent u afgelopen woensdag ook al naar zwembad de eenhoorn geweest?

Moet woensdag met of zonder hoofdletter?
A
Met hoofdletter
B
Zonder hoofdletter

Slide 10 - Quizvraag

Bent u afgelopen woensdag ook al naar zwembad de eenhoorn geweest?

Moet de eenhoorn met of zonder hoofdletter?
A
Met hoofdletter
B
Zonder hoofdletter

Slide 11 - Quizvraag

Achter welk woord moet een komma?

Je kunt in onze kantine kiezen uit een broodje met kaas ham of filet americain.
A
kantine
B
broodje
C
kaas
D
afwas

Slide 12 - Quizvraag

Achter welk woord moet een komma?

Als je de afwas met de hand doet duurt het altijd even voordat het water warm is.
A
afwas
B
doet
C
even

Slide 13 - Quizvraag

Achter welk woord moet een dubbele punt?

De duikinstructeur legde ons uit ‘Voordat je kunt gaan duiken, moet je weten hoe je je duikbril opzet.’
A
duikinstructeur
B
uit
C
weten

Slide 14 - Quizvraag

Achter welk woord moet een dubbele punt?

Op deze website kun je op twee manieren betalen met een creditcard of op rekening.
A
website
B
manieren
C
betalen

Slide 15 - Quizvraag

In welke zin zijn de leestekens juist gebruikt? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
‘We moeten snel een kaartje kopen voor het concert,’ zei Davey: ‘want ze zijn waarschijnlijk snel uitverkocht.’
B
‘We moeten snel een kaartje kopen voor het concert,’ zei Davey, ‘want ze zijn waarschijnlijk snel uitverkocht.’
C
Je wachtwoord veranderen gaat als volgt: typ je e-mailadres in en druk op ‘verzenden’.
D
Je wachtwoord veranderen gaat als volgt: typ je e-mailadres in en druk op verzenden.

Slide 16 - Quizvraag

In welke zin zijn de leestekens juist gebruikt?
A
Alissa vroeg zich af ‘of ze nog wel op tijd op haar werk zou komen.’
B
‘De training gaat gewoon door tenzij het vriest’ liet de voerbaltrainer ons weten.
C
Als je meer wilt weten kun je klikken op ‘meer informatie’, vertelde de docent.
D
Voordat je begint, leg je alle ingrediënten alvast klaar: bloem, boter, rozijnen en bakpoeder.

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
poëzie
B
porieën
C
zeeèn
D
kniën

Slide 18 - Quizvraag

Neem het woord over. Vervang het woord dat je kunt weglaten door een weglatingsstreepje (-):

voortuin en achtertuin

Slide 19 - Open vraag

Neem het woord over. Vervang het woord dat je kunt weglaten door een weglatingsstreepje (-):

dagcrème en nachtcrème

Slide 20 - Open vraag

Neem het woord over. Vervang het woord dat je kunt weglaten door een weglatingsstreepje (-):

zomerschoenen en winterschoenen

Slide 21 - Open vraag

Welk woord is juist gespeld?
A
taco’s
B
tacos

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
wereldtournees
B
wereldtournee's

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
arrensleën
B
arrensleeën

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
politici
B
politicussen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het meervoud van kussenhoes?

Slide 26 - Open vraag

Wat is het meervoud van ziekenhuis?

Slide 27 - Open vraag

Wat is het meervoud van kerkhof?

Slide 28 - Open vraag

Wat is het meervoud van kantoor?

Slide 29 - Open vraag

Welk woord is juist gespeld?
A
regeringbesluit
B
regeringsbesluit

Slide 30 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
keuzenstress
B
keuzestress

Slide 31 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
zorgeloos
B
zorgenloos

Slide 32 - Quizvraag

Maak van deze twee woorden één woord:
trouw + schoenen

Slide 33 - Open vraag

Maak van deze twee woorden één woord:
krant+wijk

Slide 34 - Open vraag

Maak van deze twee woorden één woord:
kant+wijk

Slide 35 - Open vraag

Welk woord is juist gespeld?
A
fiets tas
B
fiets-tas
C
fietstas

Slide 36 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
geweten loos
B
geweteloos
C
gewetenloos

Slide 37 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?

Het … met courgette, paprika en ui is deze week bij de Albert Heijn in de aanbieding.
A
groente pakket
B
groente-pakket
C
groentepakket

Slide 38 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?

De … jongen kocht van zijn spaargeld een tweedehands Fiat Punto.
A
19 jarige
B
19-jarige
C
groentepakket

Slide 39 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?

Door het vele stof in de lucht kreeg Astrid last van een … .
A
astma aanval
B
astma-aanval
C
astmaaanval

Slide 40 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

(Stomen) kabeljauwfilet met kaassaus is de daghap van vandaag.

Slide 41 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

De (poetsen) keuken blinkt alsof er een heel leger werksters aan te pas is gekomen.

Slide 42 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Freek werd gek van de (miauwen) kitten en gaf haar wat te eten.

Slide 43 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

(hout) wasknijpers zijn vaak wat steviger dan de plastic variant.

Slide 44 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Tijdens onze vakantie in Portugal verbleven wij in een vierpersoons (nylon) tent.

Slide 45 - Open vraag

Einde oefentoets
Volgende week: 
Toets Taalverzorging Hoofdstuk 3

Leren: theorie van 3.1 t/m 3.6

Slide 46 - Tekstslide