Burgerschap Identiteit en normen en waarden

Identiteit
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Identiteit

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat zie je hier?

Slide 3 - Open vraag

Wat je ziet, heeft te maken met je referentiekader; met de manier waarop je naar dingen kijkt
Identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, uitdraagt en anderen voorhoudt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gedraag jij je in elke situatie met elke groep/persoon hetzelfde?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Dit heeft te maken met de verschillende onderdelen van je identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft
Het deel dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en het beeld dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt.
Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
' Motivatie, je best doen en winnen is belangrijk voor een sportvereniging'.
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Mensen die bij een vereniging horen, kijken vaak meer naar elkaar om, steunen elkaar soms financieel als het nodig is en hebben eigen regels en wetten.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Ik denk dat ik sociaal, vriendelijk en behulpzaam ben. Ik vind mezelf over het algemeen wel een aardig mens.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarden en Normen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden verschillen
  • Normen en waarden botsen regelmatig. Tolerantie betekent dat je mensen met andere normen en waarden accepteert.

  • Soms zijn verschillen te groot, dan vind je gedrag van anderen asociaal. Je hoeft niet alles te tolereren.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Groepsnormen
  • Normen en waarden kunnen ook binnen Nederland verschillen. Elke groep heeft zijn eigen gebruiken.

  • Groepsdruk: het gevoel dat je je MOET aanpassen aan de gebruiken van een groep.

  • Pesten is vaak ook een vorm van groepsdruk: "straks ben ik de sjaak"

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tolerantie betekent dat je de normen en waarden van iemand anders goed vindt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koffiedrinken omdat je dat lekker vindt is een voorbeeld van groepsdruk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn waarden?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarden =

  • De principes of uitgangspunten die je belangrijk vindt in het leven

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn normen?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Normen =

  • Regels hoe jij en anderen zich moeten gedragen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarden zijn?
A
Wat JIJ belangrijk vindt in het leven
B
Hetzelfde als normen
C
Regels die de wet bepaalt
D
Wat anderen belangrijk vinden

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem zelf eens een aantal voorbeelden van waarden

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen zijn?
A
Gezondheid
B
Waarden
C
Alles in de maatschappij
D
Geschreven en ongeschreven regels

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm 

niet liegen

Waarde

Eerlijkheid

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een fatsoensregel?
A
Stoppen voor het zebrapad
B
Dieren niet mishandelen
C
Op tijd komen
D
Niet dronken in het verkeer

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de volgende zaken is een waarde?
A
Niet discrimineren
B
Gelijkwaardigheid
C
Niet te laat komen
D
Opstaan voor ouderen in de bus

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn niet te laat komen, niet discrimineren en opstaan voor ouderen dan wel?
A
Norm
B
Waarde

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke norm hoort er bij de waarde:
RESPECT

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke norm hoort er bij de waarde:
RESPECT
Bijvoorbeeld:

Ik sta altijd op voor ouderen (norm), omdat ik respect heb voor ouderen (waarde).

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke norm hoort er bij de waarde
VRIENDELIJKHEID

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke norm hoort er bij de waarde
VRIJHEID

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies