Voorkennis H4

Vorige les: SO metriekstelsel, oefenproefwerk nakijken

Lesdoel: Voorkennis van H4 ophalen

Zelfstandig werken
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vorige les: SO metriekstelsel, oefenproefwerk nakijken

Lesdoel: Voorkennis van H4 ophalen

Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht
Het is Black Friday. Je wil een nieuwe jas kopen.
De jas was eerst €70,-. Nu krijg je 25% korting. 
Hoeveel moet je nu betalen voor de jas?

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Het is Black Friday. Je wil een nieuwe jas kopen.
De jas was eerst €70,-. Nu krijg je 25% korting. 
Hoeveel moet je nu betalen voor de jas?

Dit kan je uitrekenen met een verhoudingstabel.

Slide 3 - Tekstslide

We hebben 25% korting op €70,-
Hoeveel procent moeten we betalen?

Slide 4 - Tekstslide

We hebben 25% korting op €70,-
Hoeveel procent moeten we betalen?
We moeten 75% betalen.

Prijs in euro's
70
Procenten
100
1
75

Slide 5 - Tekstslide

.





Prijs in euro's
70
Procenten
100
1
75
: 100
x 75

Slide 6 - Tekstslide

.




70 : 100 x 75 = 52,50
Dus je moet €52,50 voor de jas betalen.
Prijs in euro's
70
52,50
Procenten
100
1
75
: 100
x 75

Slide 7 - Tekstslide

Je krijgt 35% korting op een trui van €40,-. Hoeveel kost de trui nu?

Slide 8 - Open vraag

Als een prijs stijgt met 4,5%, dan is de nieuwe prijs 104,5%. 
Hier hoort een factor bij. 

Slide 9 - Tekstslide

Als een prijs stijgt met 4,5%, dan is de nieuwe prijs 104,5%. 
Hier hoort een factor bij. 

procenten : 100 = factor
104,5 : 100 = 1,045

Slide 10 - Tekstslide

Welke factor hoort bij een prijsstijging van 4%?

Slide 11 - Open vraag

Je kan de nieuwe prijs berekenen met de factor. 
Een broodje kost €2,-. De prijs stijgt met 4,5%. Hoeveel kost het broodje nu?


Slide 12 - Tekstslide

Je kan de nieuwe prijs berekenen met de factor. 
Een broodje kost €2,-. De prijs stijgt met 4,5%. Hoeveel kost het broodje nu?

Factor: 104,5 : 100 = 1,045
1,045 x 2 = 2,09
Het broodje kost nu €2,09

Slide 13 - Tekstslide

Een tafel kost €35,-. De prijs stijgt met 5%. Hoeveel kost de tafel nu?

Slide 14 - Open vraag

Een prijsverandering kunnen we ook berekenen met een verhoudingstabel. 
Een tafel koste eerst €30,-. Nu kost de tafel €40,-. Met hoeveel procent is de prijs gestegen?

Prijs in euro's
30
1
40
Procenten
100

Slide 15 - Tekstslide

Een tafel koste eerst €30,-. Nu kost de tafel €40,-. Met hoeveel procent is de prijs gestegen?



100 : 30 x 40 = 133,33...
De prijs is dus met ongeveer 33% gestegen.

Prijs in euro's
30
1
40
Procenten
100
133,33

Slide 16 - Tekstslide

Een theekopje koste eerst €2. Nu kost het theekopje €2,50. Met hoeveel procent is de prijs gestegen?

Slide 17 - Open vraag

Wetenschappelijke notatie
Bij de wetenschappelijke notatie gebruik je een macht van 10.
Het getal dat met de macht van 10 wordt vermenigvuldigd, is een getal tussen de 1 en 10.



Slide 18 - Tekstslide

Wetenschappelijke notatie
Bij de wetenschappelijke notatie gebruik je een macht van 10.
Het getal dat met de macht van 10 wordt vermenigvuldigd, is een getal tussen de 1 en 10.

3,5 x 103 = 3,5 x 1000 = 3500
4,53 x 104 = 45300

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf 5,23 x 10³ als gewoon getal.

Slide 20 - Open vraag

Nu ga je zelfstandig aan het werk
m. Voorkennis H4
of
m. SO metriekstelsel

Slide 21 - Tekstslide