Minor A2 Unidad 1 parte I CG2_18 nov

CG2 unidad 1 - parte I 
Unidad 1 TB nr. 1 t/m 6
- pretérito indefinido                   
regelmatige vormen (herh. U.11 CG1, gestart fysieke les)     
- voorkeuren en moeilijkheden aangeven en benadrukken
- voorwerpen beschrijven           
- karaktereigenschappen          
- in welke mate iets gebeurt aangeven
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

CG2 unidad 1 - parte I 
Unidad 1 TB nr. 1 t/m 6
- pretérito indefinido                   
regelmatige vormen (herh. U.11 CG1, gestart fysieke les)     
- voorkeuren en moeilijkheden aangeven en benadrukken
- voorwerpen beschrijven           
- karaktereigenschappen          
- in welke mate iets gebeurt aangeven

Slide 1 - Tekstslide

Con Gusto 1 TB p.101 - herhaling les 1

De perfecto = de v.t.t. 
-> ik heb gegeten, ik ben geweest
De pretérito indefinido = de o.v.t. -> ik at, jij ging 

- De indefinido gebruik je bij een afgesloten 
handeling (= iets dat je doet), gebeurtenis  op een bepaald moment / periode in het verleden.
- ook bij opeenvolgende handelingen in het verleden gebruik je de indefinido.

Slide 2 - Tekstslide

Marcadores del indefinido

Slide 3 - Tekstslide

marcadores de tiempo
ayer, anoche,
la semana pasada, el mes pasado, las vacaciones pasadas
En 1989, en 2005, en mayo, el jueves
ese día, esa noche, 
¿Conocéis su traducción?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

automatiseren
korte termijn geheugen en lange termijn geheugen

waar wil je het 'plaatsen'?
lange termijn, niet steeds opnieuw leren, dan goed 'investeren' en minstens 7 handelingen verrichten
Wat kun je doen?

Slide 6 - Tekstslide

Wat kun je allemaal voor handelingen doen om woordjes, uitgangen werkwoorden, rijtjes te onthouden?

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
En 1999___________(viajar, yo) a Italia.
La semana pasada____________(escribir, él) una carta.
Anoche___________(comer, nosotros) una pizza.
En agosto_______________(llegar, ellos) a España. 
viajé
escribió
comimos
llegaron

Slide 8 - Tekstslide

Con Gusto 2 TB p.9
Minor A2: Unidad 1 t/m 8

empezamos con unidad 1
ejercicio 1a, TB p. 9

Slide 9 - Tekstslide

TB p. 10 Mi maleta del español
Nr. 2a: números
vamos a leer

Nr. 3a
¿Cuándo empezaste a estudiar español?

Slide 10 - Tekstslide

Nr. 4b TB p.11 - Voorkeuren en moeilijkheden

- Gustar: leuk vinden                                  me gusta/ me gustan

- Costar (ue): moeite kosten                   me cuesta/ me cuestan

- Aburrir: vervelen                                        me aburre/ me aburren

- Parecer: lijken                                              me parece/ me parecen
Denk nu aan het leren van de Spaanse taal , zie volgende slide

Slide 11 - Tekstslide

Maak 5 zinnen met de volgende werkwoorden:
1. Me gusta/me gustan

2. Me aburre/me aburren

3. Me cuesta/ me cuestan

4. Me parece fácil

5. Me parece difícil

timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

¿Recuerdas? Nr. 4a TB p. 11
Me gusta...
A mí también. / A mí no.

No me gusta...
A mí tampoco. / A mí sí.

Slide 13 - Tekstslide

Met "lo que" (dat wat) kan iets benadrukt worden:
¿Qué es lo que más te gusta del idioma español?

Lo que (más)  me gusta es estudiar los verbos 

Lo que  (más) me gusta son los tiempos en pasado 

"Lo que" gebruik je altijd met een werkwoord!!

Slide 14 - Tekstslide

Lo + bijvoeglijk naamwoord - zie 1.1 TB p.112
"Lo" wordt gebruikt  om bijvoeglijk nw of andere woordsoorten zelfstandig te gebruiken.   
Bijvoorbeeld:
Lo mejor de la clase es la gramática ;-)           het beste                    Lo más interesante de Sevilla es...         het meest interessante   Lo menos aburrido de la clase es la pausa        het minst saaie
Zie ook nr. 3 + 4 WB, p. 6 (werkblok)

Slide 15 - Tekstslide

1e werkblok 
Ga nu in je groepjes werken aan opdracht 1 t/m 4
-> toepassen van eerste deel h.1
afspraak:
zet de camera's aan en geef een seintje (roep mij erbij)
als de opdrachten niet duidelijk zijn!! 
we houden 30 minuten aan, kijk maar hoe ver je komt
2c hoeft nu niet (is luistervaardigheid)

Slide 16 - Tekstslide

Nr. 5 TB p. 11 - Describir objetos
¿Cómo es?          

           ¿De qué  material es?
       
¿Para qué sirve?


.
es de papel/de plástico/ de madera
es grande/pequeño/ bonito.....
Sirve para escribir/cocinar/cortar.....
nr. 5 WB p.6

Slide 17 - Tekstslide

Nr. 6ab TB p.12 - Karaktereigenschappen 
Mannelijke bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op 
-or hebben een vrouwelijke vorm op -ora

trabajador - trabajadora (ijverig)
sois unos chicos/unas chicas trabajadores/trabajadoras
hablador - habladora

Slide 18 - Tekstslide

Nr. 6ab TB p.12 - in welke mate? 
SOY    +       demasiado    +  impaciente (bijv. naamwoord).
                      muy
                      bastante
                      un poco

         Yo creo que soy bastante paciente, pero no soy sistemático-/a
1
2
3

Slide 19 - Tekstslide

ahora tú..

Slide 20 - Tekstslide

Beschrijf jezelf aan de hand van twee karakter eigenschappen en zeg ook in welke mate ze van toepassing zijn.

Slide 21 - Open vraag

werkblok 2: start deberes

- oef. 1 t/m 6+8 WB p. 5+6 CG2
afmaken, 7 doen we morgen samen
- oef. 5+6 afmaken TB p. 11-12
- bestudeer voca h1, pag.147
- kijk de video op de volgende      slide 


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

hasta mañana chic@s

Slide 24 - Tekstslide