Thema 2.4 - De celkern

Thema 2: Organen en cellen
Basisstof 4: De celkern
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2: Organen en cellen
Basisstof 4: De celkern

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Instructie thema 2 bs 4

Slide 2 - Tekstslide

De celkern
Iedere cel in je lichaam heeft een celkern.

In de celkern zit belangrijke erfelijke informatie opgeslagen. 


Slide 3 - Tekstslide

Celkern.
 De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.

In de celkern zitten chromosomen

Slide 4 - Tekstslide

De celkern
 
Er zijn 46 chromosomen. 
Het zijn lange dunnen draden. 

Een chromosoom bestaat voor een groot deel uit DNA. 

Dat DNA  bevat de informatie van al de erfelijke eigenschappen. 
Iemand krijgt 50 % van de moeder en 50%  van de vader.

Slide 5 - Tekstslide

De celkern
Iedere cel in je lichaam heeft een celkern.

In de celkern zit belangrijke erfelijke informatie opgeslagen. 

DNA bevat de informatie van al je erfelijke eigenschappen

Chromosomen bestaan uit DNA

Slide 6 - Tekstslide

Plantaardige en dierlijke cellen

Slide 7 - Tekstslide

Celmembraan
Cytoplasma
Chromosomen
Celkern

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de functie
van de celkern?
A
Stevigheid bieden
B
Vocht vasthouden
C
Opslag van DNA
D
die heeft geen functie

Slide 10 - Quizvraag

Wat zit er in de celkern?
A
Vacuole
B
bladgroenkorrels
C
DNA
D
een celwand

Slide 11 - Quizvraag


Celkern
A
Onderdeel van een plantaardige cel
B
Onderdeel van een dierlijke cel
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 12 - Quizvraag

Heeft dit organisme een celkern?
A
Ja, want het is een plant
B
Ja, want het is een dier

Slide 13 - Quizvraag

Wat bevat DNA?
A
celplasma
B
informatie voor je erfelijke eigenschappen
C
alle voedingstoffen
D
Desoxyribonucleïnezuur Deoxyribonucleic acid (En)

Slide 14 - Quizvraag

Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA
A
waar
B
nietwaar

Slide 15 - Quizvraag



Wat zijn chromosomen
A
lange dunne draden in de celkern
B
het zijn kernen
C
Bevatten eigenschappen
D
zijn cellen

Slide 16 - Quizvraag

Een mens heeft 46 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft iemand van de moeder?
A
46
B
23
C
22
D
45

Slide 17 - Quizvraag



Kun je chromosomen zien?
A
ja
B
nee
C
alleen als de cel kapot gaat
D
alleen als de cel zich gaat delen

Slide 18 - Quizvraag


Zit er in de kern van een cel in je maag,
informatie over wat de lever doet?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag


Wat is een erfelijke eigenschap?
A
een wat kromme arm na een armbreuk
B
oogkleur
C
tattoo die niet meer weggaat
D
geel geverfd haar

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een persoon met het down syndroom?
A
23
B
22
C
47
D
46

Slide 21 - Quizvraag

Beide ouders hebben niet het syndroom van Down.
Toch blijkt hun kind geboren te zijn met het syndroom van Down.
Hoe kan dat zijn ontstaan?
A
Doordat Anika in de eerste weken van de zwangerschap medicijnen moest gebruiken tegen misselijkheid
B
Doordat Anika tijdens de zwangerschap een virusinfectie gekregen.
C
Doordat er iets mis is gegaan bij de vorming van de geslachtscellen (het aantal chromosomen) bij de vader of de moeder
D
De moeder heeft tijdens de zwangerschap teveel alcohol gedronken

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video