Les 6.2

Programma 
  • Terugblik vorige week
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 8.4
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Aan het werk (keuze)
  • Afronding van deze les 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma 
  • Terugblik vorige week
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 8.4
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Aan het werk (keuze)
  • Afronding van deze les 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire inkomensverdeling.

Slide 2 - Open vraag

Een progressief belastingstelsel
werkt ...?
A
nivellerend
B
denivellerend

Slide 3 - Quizvraag

Opdracht 35
Bereken van de volgende drie personen hoeveel loonbelasting zij moeten betalen. Gebruik het schijventarief hierboven. 
a. Tanja verdient €10.000 per jaar 
b. Marleen verdient €50.000 per jaar 
c. Michael verdient €100.000 per jaar

Slide 4 - Tekstslide

Doelen van deze les 
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen wat internationale handel is.
  • Je kunt aangeven welke factoren invloed hebben op de internationale concurrentiepositie van een land. 
  • Je kan rekenen met verschillende wisselkoersen.

Slide 5 - Tekstslide

Internationale handel = import en export van handel tussen landen.

 
Voor Nederland is de internationale handel erg belangrijk.



Internationale handel

Slide 6 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositie
De internationale concurrentiepositie geeft aan in hoeverre een land in staat is om beter en/of goedkoper te produceren dan andere landen .

spelen volgende factoren een rol:
  • loonniveau.
  • arbeidsproductiviteit.
  • inflatie. (duurder worden van producten)

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer zijn we goed in handel?
  • haven Rotterdam.
  • goede infrastructuur.
  • kenniseconomie. 
  • Lage lonen.
  • Fabriek van de wereld.
  • Veel kennis.  

Slide 8 - Tekstslide

1. Vreemde Valuta?

Een valuta noemen we ook wel een 'muntsoort' 

Vreemde valuta in Nederland: alles wat niet Euro is. 
dollar
dirham
pond
lira

Slide 9 - Tekstslide

2. Wat is een valutakoers?
De koers van een valuta is de prijs die je moet betalen voor het buitenlandse geld. 

Slide 10 - Tekstslide

2. Wat is een valutakoers?
Voor € 1,- krijg ik   0,8579      Engelse Pond  
Voor € 1,- krijg ik    1,1940      Amerikaanse dollar

Slide 11 - Tekstslide

3. Rekenen met vreemde valuta
Voor het rekenen met vreemde valuta maken we gebruik van de 'verhoudingstabel'. 
€ 
1
vreemde valuta
koers

Slide 12 - Tekstslide

3. Rekenen
We gaan op vakantie naar Engeland en willen voor €300,-€ 300,- Engels geld meenemen. Bij de bank zien we deze informatie:

Slide 13 - Tekstslide

3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€ 
1
300
vreemde valuta
0,8579

Slide 14 - Tekstslide

3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€ 
1
300
vreemde valuta
0,8579
257,37
x 300
x 300
Dus: voor € 300,- krijg ik van de bank GBP 257,37

Slide 15 - Tekstslide

3. Rekenen
We gaan op vakantie naar Engeland en willen 450,-GBP 450,-  meenemen. Bij de bank zien we deze informatie: hoeveel euro kost 450 Engelse ponden.

Slide 16 - Tekstslide

3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€ 
1
vreemde valuta
0,8579
1
450

Slide 17 - Tekstslide

3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€ 
1
vreemde valuta
0,8579
1
450
: 0,8579 x 450

Slide 18 - Tekstslide

3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€ 
1
524,54
vreemde valuta
0,8579
1
450
Dus: om GBP 450 te kopen moet ik € 524,54 aan de bank betalen. 
: 0,8579 x 450
: 0,8579 x 450

Slide 19 - Tekstslide

3. Rekenen
Controleren of je berekening klopt.... Hoe doe je dat?? 

  • Voor € 1 krijg ik minder dan een heel pond. Ik krijg namelijk 'maar' 0,87.... 
  • Dat betekent dat een 1 pond dus meer kost dan € 1......
  • Dat betekent dat ik voor 50 pond dus meer moet krijgen dan € 50....

Slide 20 - Tekstslide

Bij een koers van €1=$1,20. Zal ik voor mijn euro's meer dollars krijgen?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Bij een koers van €1=$1,20. Hoeveel dollars krijg ik voor €5,-
A
$7,20
B
$6
C
$4,17
D
$5

Slide 22 - Quizvraag

Aan het werk 

De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 


Verplicht maken: 40 t/m 49 (H8).

timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Keuzewerk


Je kunt  aan de slag met de volgende keuzes: 

  • Huiswerk maken: 40 t/m 49 (H8).
  • Maken eigen samenvatting 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias 
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Afronding van deze les 
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen wat internationale handel is.
  • Je kunt aangeven welke factoren invloed hebben op de internationale concurrentiepositie van een land. 
  • Je kan rekenen met verschillende wisselkoersen.

Slide 25 - Tekstslide

Tot volgende week!

Slide 26 - Tekstslide