7. Repaso tarea 2 y 3

¡Buenos días!
Bogotá, capital de Colombia
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

¡Buenos días!
Bogotá, capital de Colombia

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?
  • Los objetivos
  • Ser, tener, llamarse
  • Describir personas 
  • Vamos a leer 
  • Aanwijzende voornaamwoorden
  • ¡A pra
Bogotá, Colombia

Slide 2 - Tekstslide

     Schriftelijke overhoring 


      Alle grammatica en woordenschat
                   van tarea 2 en tarea 3
miércoles, 22 de junio, cuarta hora

Slide 3 - Tekstslide

De verslaglegger van klas H1C
Bedenk tijdens de les 3 vragen. 

Deze 3 vragen mag je aan het eind van de les stellen aan je klasgenoten.

Zorg dat de vragen te maken hebben met het leerdoel van deze les. 
Leerdoel:
Ik kan het uiterlijk of karakter van iemand beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

camiseta amarilla
vaqueros azules
gorra roja
cinturón marrón
cazadora negra
jersey verde
1.
1.
1.
2.
2.
2.
1.
1.
3.
3.
4.
4.
5.
6.

Slide 5 - Tekstslide

A. Laporte 
  • Rood T-shirt
  • baard
  • bruin haar  

Maak hele zinnen.
verdediger Spaanse voetbal elftal

Slide 6 - Tekstslide

Luis Enrique
  • Witte blouse
  • Grijze stropdas
  • Bruine ogen 

Maak hele zinnen. 
bondscoach Spanje

Slide 7 - Tekstslide

Reina Letizia
  • Rode jurk
  • Aardig
  • Bruine hakken

Maak hele zinnen. 
Koningin van Spanje

Slide 8 - Tekstslide

Rey Felipe
  • Blauwe blouse
  • Blauwe spijkerbroek
  • Bruine riem

Maak hele zinnen. 
Koning van Spanje

Slide 9 - Tekstslide

Vamos a leer

Slide 10 - Tekstslide

Haz los ejercicios 3 y 5
en la página cuarenta y nueve

Slide 11 - Tekstslide

El aspecto físico
Als je een mindere eigenschap omschrijft dan zet je er in het Spaans "un poco" voor.

- Es un poco guapo
Hij is een beetje knap.

- Es un poco alta. 
Zij is een beetje lang.  

Slide 12 - Tekstslide

Describe físicamente las siguientes personas
Maak gebruik van dit schema
of je woordenlijst.
Schrijf de zinnen in je schrift.

Slide 13 - Tekstslide

Describe físicamente las siguientes personas
Susana: Es delgada. Tiene los ojos azules.
Rebeca: Es joven. Tiene el pelo largo, lleva un vestido.
Teresa: Es delgada. Tiene el pelo rubio. Lleva un pantalón.
María: Es mayor. Tiene el pelo canoso. Tiene los ojos pequeños. Lleva una falda. 
Juan: Es joven. Tiene el pelo corto. Tiene el pelo castaño. Tiene los ojos grandes. Lleva una camiseta roja. 
José: Es gordo. Tiene el pelo corto. Lleva gafas. Lleva unos vaqueros azules. 

Slide 14 - Tekstslide

página cincuenta

Slide 15 - Tekstslide

página cincuenta
Ana
Pedro
Ricardo
José

Slide 16 - Tekstslide

página cincuenta y uno

Slide 17 - Tekstslide

página cincuenta y uno
frío
abrigo
amable
divertido
trabajadora
divertida

Slide 18 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
   deze/dit = dichtbij
   die/dat = ver weg

In het Spaans passen de aanwijzende voornaamwoorden zich  aan aan het zelfstandig naamwoord waar ze voor staan. 

Je hebt dus
mannelijke, vrouwelijke en meervoudsvormen

Slide 19 - Tekstslide

Escribe el demostrativo correcto.



1. ___________ rosas de aquí son las que mejor huelen.
2. Pásame ___________  plato de ahí.
3. No me gusta ___________  falda que está colgada allí.
4. Me gusta  ___________ libro ahí. ¿Cuál? ¿ese? No, ________ allí. 
5. ___________ casas allí en Ámsterdam son muy modernas. 

Slide 20 - Tekstslide

Escribe el demostrativo correcto.




1. Estas rosas de aquí son las que mejor huelen.
2. Pásame ese  plato de ahí.
3. No me gusta esa  falda que tienes ahí.
4. Me gusta  ese libro ahí. ¿Cuál? ¿ese? No, aquel allí. 
5. Aquellas casas allí en Ámsterdam son muy modernas. 

Slide 21 - Tekstslide


Levántate si...

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

¿Quién es quién?

Slide 26 - Tekstslide

Vamos a escuchar
Eva gaat met haar familie op reis. Ze zijn de koffers (las maletas) aan het inpakken. We bekijken een video en schrijf in je schrift in het Spaans op wat Eva en haar vader meenemen. Schrijf ook de kleuren erbij.

Por ejemplo: Eva mete en la maleta un vestido amarillo, ………
Leerdoel:
Ik ken de Spaanse kledingstukken en kleuren.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

De verslaglegger van H1C...
Pregunta 1: ____________________


Pregunta 2: ____________________


Pregunta 3: ____________________

Slide 30 - Tekstslide