Politieke stromingen
1 / 12
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
1. Welke partij past het beste bij jou volgens elk van de kieswijzers?
2. Bij welke van de drie hoofdstromingen hoort deze partij (liberalisme, socialisme of confessionalisme)? Of past pragmatisch, populistisch of ecologisch beter bij jouw partij?
3. Welke waarden horen bij jouw partij? En herken je je in deze waarden? Waarom?
4. Is jouw partij links of rechts? Progressief of conservatief? Kosmopolitisch of nationalistisch? Leg je antwoord kort uit.
2. Bij welke van de drie hoofdstromingen hoort deze partij (liberalisme, socialisme of confessionalisme)? Of past pragmatisch, populistisch of ecologisch beter bij jouw partij?
3. Welke waarden horen bij jouw partij? En herken je je in deze waarden? Waarom?
4. Is jouw partij links of rechts? Progressief of conservatief? Kosmopolitisch of nationalistisch? Leg je antwoord kort uit.
Slide 4 - Open vraag
1. Welke partij past het beste bij jou volgens elk van de kieswijzers?
2. Bij welke van de drie hoofdstromingen hoort deze partij (liberalisme, socialisme of confessionalisme)? Of past pragmatisch, populistisch of ecologisch beter bij jouw partij?
3. Welke waarden horen bij jouw partij? En herken je je in deze waarden? Waarom?
4. Is jouw partij links of rechts? Progressief of conservatief? Kosmopolitisch of nationalistisch? Leg je antwoord kort uit.
2. Bij welke van de drie hoofdstromingen hoort deze partij (liberalisme, socialisme of confessionalisme)? Of past pragmatisch, populistisch of ecologisch beter bij jouw partij?
3. Welke waarden horen bij jouw partij? En herken je je in deze waarden? Waarom?
4. Is jouw partij links of rechts? Progressief of conservatief? Kosmopolitisch of nationalistisch? Leg je antwoord kort uit.
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Video
Slide 7 - Tekstslide
A. Hoe zou je Harry’s argument voor ongelijkheid beschrijven?
B. Hoe zou je Morgans argument voor ongelijkheid beschrijven?
C. Hebben de opmerkingen van Harry en Morgan iets te maken met het meritocratische principe? Waarom?
B. Hoe zou je Morgans argument voor ongelijkheid beschrijven?
C. Hebben de opmerkingen van Harry en Morgan iets te maken met het meritocratische principe? Waarom?
Slide 8 - Open vraag
D. Wat wil Cohen met het voorbeeld van de buspassagier en de automobilist duidelijk maken?
E. Beschrijf een voorbeeld van wat Cohen bij D. duidelijk wil maken uit de Nederlandse maatschappij dat volgens jou dezelfde gevolgen heeft.
F. Wat is volgens Cohen de verhouding tussen option luck en gemeenschap?
E. Beschrijf een voorbeeld van wat Cohen bij D. duidelijk wil maken uit de Nederlandse maatschappij dat volgens jou dezelfde gevolgen heeft.
F. Wat is volgens Cohen de verhouding tussen option luck en gemeenschap?
Slide 9 - Open vraag
G. Ben je het met Cohen eens dat je een vakantie kan vergelijken met de samenleving? Waarom?
Slide 10 - Open vraag
H. Vind jij gemeenschapszin belangrijk voor een samenleving? Zijn gemeenschapszin en meritocratie volgens jou tegenstrijdig? Waarom?
