Voca, ww avoir, être, -er

Aujourd'hui lundi le 21 février
Lesdoelen -> Aan het eind van de les:
  • heb je met het vocabulaire geoefend
  • ken je de dagen van de week
  • kun je de werkwoorden être en avoir vervoegen (herhaling)
  • kun je regelmatige werkwoorden eindigend op -er vervoegen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui lundi le 21 février
Lesdoelen -> Aan het eind van de les:
  • heb je met het vocabulaire geoefend
  • ken je de dagen van de week
  • kun je de werkwoorden être en avoir vervoegen (herhaling)
  • kun je regelmatige werkwoorden eindigend op -er vervoegen

Slide 1 - Tekstslide

de leerling
A
le prof
B
l'interro
C
l'élève
D
la télé

Slide 2 - Quizvraag

dinsdag
A
mercredi
B
mardi
C
samedi
D
lundi

Slide 3 - Quizvraag

de pen
A
le stylo
B
la note
C
le livre
D
le cahier

Slide 4 - Quizvraag

donderdag
A
mardi
B
lundi
C
samedi
D
jeudi

Slide 5 - Quizvraag

leren
A
travailler
B
parler
C
demander
D
apprendre

Slide 6 - Quizvraag

vendredi
A
woensdag
B
donderdag
C
vrijdag
D
zaterdag

Slide 7 - Quizvraag

dimanche
A
zondag
B
dinsdag
C
woensdag
D
donderdag

Slide 8 - Quizvraag

Waar staat GEEN schoolvak?
A
la biologie
B
l'histoire
C
l'ordinateur
D
les maths

Slide 9 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord être op de juiste manier
Ik ben
Hij is
Jij bent
Zij is
Men is
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Je suis
Il est
Tu es
Elle est
On est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/elles sont

Slide 10 - Sleepvraag

Nous ... au camping.
A
est
B
sont
C
êtes
D
sommes

Slide 11 - Quizvraag

Je ... une fille
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 12 - Quizvraag

... es français?
Non, je ... anglais.
A
tu & suis
B
il & suis
C
elle & es
D
nous & est

Slide 13 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord avoir op de juiste manier
Ik heb
Hij heeft
Jij hebt
Zij heeft
Men heeft
Wij hebben
Jullie hebben
Zij hebben
J'ai
Il a
Tu as
Elle a
On a
Nous avons
Vous avez
Ils/elles ont

Slide 14 - Sleepvraag

Vous ... français au collège?
A
a
B
ont
C
avons
D
avez

Slide 15 - Quizvraag

Oui, j' ... français au collège.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 16 - Quizvraag

Sophie et Pierre ... une grande famille.
A
ont
B
avons
C
avez
D
avoir

Slide 17 - Quizvraag

(Jullie zijn =) ... à l'école?

Slide 18 - Open vraag

(Jij hebt=) ... un frère?

Slide 19 - Open vraag

Aujourd'hui (het is =) ... lundi.

Slide 20 - Open vraag

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden eindigend op -er in het Frans?
(zoals habiter, danser, regarder etc.)

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Vous _______ (regarder) un film.
A
regardez
B
regarde
C
regardes
D
regardent

Slide 23 - Quizvraag

Tim _______ (habiter) à Paris.
A
habitons
B
habites
C
habitent
D
habite

Slide 24 - Quizvraag

Nous ______ (écouter) une chanson.

Slide 25 - Open vraag

Elle _______ (parler) français.

Slide 26 - Open vraag

Elles _______ (aimer) la biologie.

Slide 27 - Open vraag

Aujourd'hui lundi le 21 février
Lesdoelen -> Aan het eind van de les:
  • heb je met het vocabulaire geoefend
  • ken je de dagen van de week
  • kun je de werkwoorden être en avoir vervoegen (herhaling)
  • kun je regelmatige werkwoorden eindigend op -er vervoegen

Slide 28 - Tekstslide

Verder oefenen
  • vocabulaire (o.a. dagen van de week) > herhaal appr. 1 en 2
  • être en avoir vervoegen
    > herhaal appr. 3 van unité 1 en unité 2
    > maak ex. 8E en 8F op p.43 en op p.76
  • regelmatige werkwoorden -er vervoegen
    > herhaal appr. 3 en je aantekeningen
    > maak ex. 8F en 8G op p.108                            (rood = huiswerk)

Slide 29 - Tekstslide