unité 2 3/11

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Havo 1 ; unité 2

Programma : 

=> herhaling voor vakantie ; 

avoir / telwoorden

=> over het huiswerk (55/56)

=> bezittelijk voornaamwoord (weektaak)

klassikaal Grammaire II

weektaak deze week : blz 55 tm 60

leren : appprendre 3 tm 5

herhaling van voor de vakantie

doel : ophalen kennis/dooroefenen van avoir.

waarom is avoir zo handig: 

=> je kunt aangeven van wie iets is of wat je hebt

=> het werkwoord hebben is ook een hulpwerkwoord

=> herhaling voor vakantie : telwoorden

doel : waarom is het handig te kunnen tellen?  Bedenk een paar situaties

AVOIR - HEBBEN 

staat het in je schrift????

j'ai - ik heb

tu as- jij hebt

il/elle a - hij/zij heeft

nous avons- wij hebben 

vous avez- juillie hebben/u heeft

ils/elles ont : zij hebben

J'

Tu

Il / Elle

Nous

Vous

Ils / Elles

Ai

A

Ont

Avez

As

Avons

Non, j'.... un frère

1. ai
2. a
3. as
4. ont

Nous ..... une voiture et un vélo

1. a
2. ont
3. avez
4. avons

Ils / Elles .... une grand-mère super!

1. avons
2. a
3. ont
4. avez

Il .... quinze ans

1. as
2. a
3. ai
4. avez

Tu ... quel âge?

1. as
2. es
3. avez
4. ont

Le chat ... mal à la patte

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Jaques et Françoise .... trois pommes

1. ai
2. a
3. avons
4. ont

La ville .... beaucoup de magasins

1. avons
2. a
3. est
4. ont

 het bezittelijk voornaamwoord 

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 

De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  

BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

tante

parents

père

mon

ma

mes

C'est (zijn )père.

1. son
2. sa
3. ses

C'est (mijn)père.

1. mon
2. ma
3. mes

et maintenant .....

page 58/59/60