Klinisch redeneren

Klinisch redeneren
Verzorgende IG en Maatschappelijke Zorg (niv 3 en 4)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren
Verzorgende IG en Maatschappelijke Zorg (niv 3 en 4)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over klinisch redeneren?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen wat klinisch redeneren betekent.
  • Je kunt uitleggen wat het belang is van klinisch redeneren.
  • Je kunt samenvatten welke kennis en vaardigheden je nodig hebt om klinisch te redeneren.
  • Je kunt benoemen wat de verschillende stappen van klinisch redeneren zijn.
  • Je kunt toelichten welke redeneerhulpmiddelen je tot je beschikking hebt tijdens je klinisch redeneerproces.
  • Je kunt uitleggen wanneer je welk redeneerhulpmiddel in een bepaalde situatie kunt inzetten.




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klinisch redeneren

Slide 5 - Tekstslide

Klinisch redeneren is een denkproces. Zodra je merkt dat er iets aan de hand is met de zorgvrager, beoordeel je op gestructureerde wijze zijn gezondheidssituatie. Je verricht metingen en observeert met kritische blik. Vervolgens koppel je deze gegevens aan jouw eigen vakkennis en ervaring.
In gedachten vergelijk je de situatie van de zorgvrager met eerdere ervaringen die je in de praktijk hebt opgedaan. Ook bedenk je welke ziekte kan passen bij de symptomen van de zorgvrager. Op deze manier probeer je zo goed mogelijk in te schatten wat er aan de hand is, hoe ernstig de situatie is en hoe je het best kunt handelen. Dit gehele denkproces noem je 'klinisch redeneren'.
Waarom is klinisch redeneren zo belangrijk?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Belang Klinisch redeneren 
  • Het biedt overzicht in (complexe) gezondheidssituaties.
  • Het helpt je om je waarnemingen van de zorgvrager onder woorden te brengen.
  • Het helpt je om de juiste keuzes te maken in de zorgverlening.
  • Het geeft een verantwoorde onderbouwing voor je eigen handelen.
  • Het biedt houvast voor je communicatie met de arts of andere disciplines.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig om klinisch te redeneren?
  • Vakkennis
  • Praktijkervaring
  • Analytisch vermogen: 
  1. probleemoplossend kunt nadenken;
  2. weet welke gegevens hiervoor van belang zijn;
  3. hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden;
  4. verbanden kunt leggen.

Slide 8 - Tekstslide

Vakkennis
De kennis die je nodig hebt voor klinisch redeneren, doe je op tijdens je opleiding. Je hebt kennis nodig over anatomie, fysiologie en pathologie. Daarnaast leer je welke invloed psychische, sociale en omgevingsfactoren hebben op de gezondheid en het welbevinden van de zorgvrager.
Praktijkervaring
Voldoende praktijkervaring is van groot belang. Door veel ervaring op te doen, zul je specifieke verschijnselen of een bepaald ziektebeeld bij een zorgvrager eerder herkennen. Ook leer je in de praktijk om duidelijk te communiceren met de arts, je collega's of andere disciplines. Met behulp van je klinische redenatie kun je helder communiceren. Je kunt dan een onderbouwing geven, waarmee je aantoont dat je inzicht hebt in een zorgsituatie.
Analytisch vermogen
Om te kunnen bedenken wat er met de zorgvrager aan de hand is, heb je een analytisch vermogen nodig. Dit betekent dat je:
probleemoplossend kunt nadenken;
weet welke gegevens hiervoor van belang zijn;
hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden;
verbanden kunt leggen.
Door kritisch na te denken, probeer je de kern van een gezondheidsprobleem te vinden. Je analytisch vermogen versterkt naarmate je vakkennis en praktijkervaring toenemen.
Het niet-pluisgevoel
Zet niet-pluis gevoel om in concrete informatie door:
  • vragen te stellen aand e zorgvrager
  • Waarnemingen goed te registreren
  • De vitale functies te meten 

Slide 9 - Tekstslide

Naast vakkennis, praktijkervaring en analytisch vermogen, is er nog één onderdeel zeer belangrijk: je eigen niet-pluisgevoel. Een niet-pluisgevoel wordt ook wel onderbuikgevoel of intuïtie genoemd. Dit is het gevoel dat je kunt hebben als je merkt dat er iets aan de hand is met de zorgvrager. Je voelt dat er iets mis is, maar je kunt nog niet duidelijk aantonen of verwoorden wat. Op zo'n moment is het belangrijk om actief op onderzoek uit te gaan. Je start met klinisch redeneren. Je gaat proberen om je eigen niet-pluisgevoelens om te zetten in concrete informatie over de gezondheidssituatie van de zorgvrager. Dit doe je door:
vragen te stellen aan de zorgvrager.
Je kunt vragen stellen als: Hoe voelt u zich? Heeft u klachten? Heeft u op dit moment last van pijn, benauwdheid, misselijkheid of duizeligheid?
je waarnemingen goed te registreren.
Vaak kun je aan een zorgvrager al veel zien. Lijkt de zorgvrager klachten te hebben? Hoe ziet het gelaat van de zorgvrager eruit (bijvoorbeeld rood, blauwig, grauw, klam of transpirerend)? Hoe ziet de ademhaling van de zorgvrager eruit? Zie je veranderingen in het gedrag van de zorgvrager (zoals onrust of juist lusteloosheid)?
de vitale functies te meten.
Bij een niet-pluisgevoel meet je altijd de vitale functies van de zorgvrager. Je meet de lichaamstemperatuur, hartslag, bloeddruk, ademhaling en saturatie. Weet je dat een zorgvrager bijvoorbeeld diabetes heeft, dan meet je ook de bloedsuikerspiegel.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redeneerhulpen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Klinische Redeneer-kaartspel
Spelidee: Je speelt een kaartspel waarin je speelkaarten met verschillende klinische scenario's krijgt en moet beslissen welk redeneerhulpmiddel te gebruiken.

Mechanics: Elke kaart bevat een korte beschrijving van een patiëntscenario. Je moet de juiste hulpmiddel-kaart 'spelen' om punten te scoren. Foute antwoorden leiden tot discussie en leeropportuniteiten.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking
VIG:
Zorgplan n3> Module 8 Klinisch redeneren> 1 Klinisch redeneren> Verwerkingsopdrachten 1-6

MZ3 :
  Ondersteuningsplan n3>  Module 2 Werken met methoden: Verwerkingsopdrachten 1-9

MZ4: 
Ondersteuningsplan n4> Module 2 Verzamelen van
 gegevens> 2 Classificatiemodellen en methoden> Verwerkingsopdrachten 1-10

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies