H6

Indeling klas: 
Extra uitleg achterin gaan zitten

Zelfstandig werken voorin de klas zitten (apart aan een tafel)
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Indeling klas: 
Extra uitleg achterin gaan zitten

Zelfstandig werken voorin de klas zitten (apart aan een tafel)

Slide 1 - Tekstslide

Planning 1e uur:

  • 10 min. Nakijken h 5. 
  • uitleg 6.1 en 6.2 
  • maak opdrachten
Planning 2e uur: 

  • Uitleg 6.3 
  • Maak opdrachten 
  • Kijk alles na 

SE H5 en H6 t/m par 3. 

Slide 2 - Tekstslide

Hst 6.1 "zure, neutrale en basische oplossingen"

Slide 3 - Tekstslide

zuur/neutraal/base
pH 0-6: zuur
pH 6-8: neutraal (water)
pH 8-14: basisch 

pH 1 punt omlaag = 10x zo zuur

Slide 4 - Tekstslide

Welke stof is een zuur?

A
azijn
B
soda
C
gootsteenontstopper
D
water

Slide 5 - Quizvraag

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
wc ontkalker

Slide 6 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de zuurgraad (pH) van water
A
0
B
7
C
10
D
14

Slide 8 - Quizvraag

Gebruik je BINAS
welke kleur heeft fenolrood bij een zuur
A
rood
B
oranje
C
geel
D
kleurloos

Slide 9 - Quizvraag

Gebruik je Binas
methylrood heeft een gele kleur, welke pH kan dit zijn?
A
1
B
3
C
5
D
7

Slide 10 - Quizvraag

Gebruik je Binas
welke kleur heeft rodekoolsap als de pH 12 is
A
rood
B
paars
C
blauw
D
groen

Slide 11 - Quizvraag

Gebruik nog steeds je BINAS
welke pH kun je hebben als thymolblauw geel kleurt
A
1
B
5
C
9
D
14

Slide 12 - Quizvraag

Maak een keuze: 
1. Maak in stilte, zelfstandig: opdracht 1 t/m 10. Klaar-> nakijken (ook H.5)

2. Extra uitleg hoofdstuk 5 -> Ga achterin zitten 

Slide 13 - Tekstslide

Par. 6.2
De eigenschappen van zuren.

Slide 14 - Tekstslide

Welke pH hebben zuren?
A
0-7
B
7
C
7-14

Slide 15 - Quizvraag

Deze kennen!

Slide 16 - Tekstslide

Zuren zijn
A
metalen
B
moleculaire stoffen
C
zouten

Slide 17 - Quizvraag

Een zuur is een stof die H+ionen kan afstaan

Slide 18 - Tekstslide

zure oplossing
we bekijken een animatie van het oplossen van een zuur in water: 
wat gebeurt er met het zuur?
welke deeltjes ontstaan?

Slide 19 - Tekstslide

Reactieschema zuren
Bij oplossen:
zuurmolecuul --> waterstof-ion(en) + zuurrest-ion

Deze oplosvergelijking moet je kunnen geven voor:
Zoutzuur, salpeterzuur, zwavelzuur, azijnzuur 
(blz 142 tm 144)


Slide 20 - Tekstslide

Zure oplossingen ('verdund' zuur)

Slide 21 - Tekstslide

demonstratieproef
Wat gebeurt er met de pH bij verdunnen?

Hoe hoog kan de pH van een zure oplossing worden als je steeds maar doorgaat met verdunnen?

Slide 22 - Tekstslide

Noteer: bij verdunnen gaat de pH (maximaal) naar 7

Slide 23 - Tekstslide

hst 6.3 "de eigenschappen van basen"

Slide 24 - Tekstslide

Een base kan H+ ionen binden

Zuren splitsen H+ ionen af
(hoe? in §6.4..)

Slide 25 - Tekstslide

Eigenschappen van basen
  • Smaken zeep-achtig
  • Voelen glibberig aan
  • Hebben een hogere pH dan 7
  • Sommige basen zijn heel schadelijk voor je (corrosief en irriterend)
  • Worden gebruikt om vetten te verwijderen
  • Kunnen een H+ opnemen


Slide 26 - Tekstslide

3 basische ionen en een molecuul
O2- (alle ionaire oxides dus, bv BaO)
CO32- (alle carbonaten, bv CaCO3)
OH- (alle hydroxiden, bv NaOH)
NH3 (g) (ammoniak)

Slide 27 - Tekstslide

3 bekende basische oplossingen
natronloog:  NaOH (s) --> Na+ (aq) + OH(aq)
kalkwater:  Ca(OH)2 (s) -->  Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)
ammonia: NH3 (aq)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Leren !

Een base is een stof die waterstofionen kan opnemen.

Er zijn drie groepen zouten die basisch zijn:

  • Alle Hydroxide (een zout met OH- )
  • Alle Oxides (een zout met O2- )
  • Alle carbonaten (een zout met CO32- )

Daarnaast is ammoniak ook een base (NH3)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Planning
Korte herhaling van par. 1, 2 en 3 van Hoofdstuk 6
Samen par. 6.4 doornemen
Aan de slag

Slide 32 - Tekstslide

Hst 6.4 "zuur- basereactie"

Slide 33 - Tekstslide

Zuur en Base reactie

Een zuur/base reactie is een reactie tussen een zuur en een base.

Je moet dus een zuur en een base hebben voor deze reactie.

Slide 34 - Tekstslide

Leren !

Een zuur is een stof die opgelost in water H+ ionen afsplitst.


Er zijn een paar zuren die je moet kennen:

Zoutzuur, de oplossing van waterstofchloride (H+ en Cl-)

Zwavelzuur, de oplossing van waterstofsulfaat (2H+ en SO42- )

Salpeterzuur, de oplossing van waterstofnitraat (H+ en NO3- )

Alle zuren bevatten H+ ionen!!

Slide 35 - Tekstslide

Leren !

Een base is een stof die waterstofionen kan opnemen.

Er zijn drie groepen zouten die basisch zijn:

  • Alle Hydroxide (een zout met OH- )
  • Alle Oxides (een zout met O2- )
  • Alle carbonaten (een zout met CO32- )

Daarnaast is ammoniak ook een base (NH3)

Slide 36 - Tekstslide

Zuur/base reactie

Bij een zuur/base reactie reageert het zuur-ion (H+) van het zuur met het negatieve ion van de base.

Er ontstaan neutrale stoffen (water en soms koolstof-di-oxide).

Daarom heet een zuur/base reactie een neutralisatie reactie

Slide 37 - Tekstslide

Mierenzuur reageert met natriumoxide. Leg uit of dit wel of geen zuurbase reactie is

Slide 38 - Open vraag

citroenzuur reageert met kaliumnitraat. Leg uit of dit wel of geen zuur/base reactie is

Slide 39 - Open vraag

kalk is calciumcarbonaat. Als je kalk weg laat halen met schoonmaakazijn spreek je dan van een neutralisatie reactie?

Slide 40 - Open vraag

Zoutzuur reageert met magnesium. Hierdoor verdwijnt het zuur. Leg uit of err hier spraken van een neutralisatie reactie is ?

Slide 41 - Open vraag

Zuur/base reactie, de reactievergelijking (vervolg)

Er zijn 4 verschillende base en dus ook 4 verschillende zuur/base reacties.

-1-   Zuur met Hydroxide

H+(aq)  +  OH- (aq) --> H2O


-2- Zuur met een oxide

2H+(aq)  +  O2- (aq) --> H2O


Slide 42 - Tekstslide

Zuur/base reactie, de reactievergelijking (vervolg)

-3-   Zuur met Carbonaat

2H+(aq)  +  CO32- (aq) --> H2O + CO2


-4- Zuur met ammonia (oplossing van ammoniak)

H+(aq)  +  NH3 (aq) --> NH4+

Het ion dat nu ontstaat heet het ammonium ion.



Slide 43 - Tekstslide

Noteer de reactievergelijking van de reactie van mierenzuur met natriumoxide

Slide 44 - Open vraag

Noteer de reactievergelijking van de reactie van zoutzuur met kalk

Slide 45 - Open vraag

Aan de slag
Maak opdracht 57 t/m 61

Slide 46 - Tekstslide

Wat ga jij anders doen bij je SE dan bij je TSE?
Beter leren is niet het volledige antwoord, hoe ga je dat dan doen?

Slide 47 - Open vraag