Deutschquiz 2425

1 / 45
volgende
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Slide 2 - Tekstslide

Deutschquiz



Was weißt du über Deutschland?

Slide 3 - Tekstslide

Erfinde einen Deutschen
Wie heißt dein Deutscher?
Du spielst mit seinem Namen.

Slide 4 - Tekstslide

Een paar feitjes..
  • Duitsers behoren tot de grootste bierdrinkers ter wereld...
  • Een Duitser vond de gummybeertjes uit...
  • Duitsers eten brood als ontbijt, lunch, tussendoortje en soms als avondmaal...
  • Op 65% van de snelwegen in Duitsland geldt geen snelheidslimiet...

  • De smalste straat ter wereld ligt in Duitsland en is op haar smalst 31 cm breed...

Slide 5 - Tekstslide

10

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Hockey is de populairste sport in Duitsland.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 8 - Quizvraag


Duitsland heeft het grootste bevolkingsaantal in Europa.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 9 - Quizvraag

00:11
Wo seid ihr?
A
Wie ben jij?
B
Waar ben jij?
C
Wie zijn jullie?
D
Waar zijn jullie?

Slide 10 - Quizvraag

00:29
vork=
A
Fork
B
Vork
C
Gabel
D
Geschirr

Slide 11 - Quizvraag

00:38
thee =
A
Thee
B
Tee

Slide 12 - Quizvraag

01:00
Wie nennen Deutscher den "ß"
A
Ringel-S
B
eszet
C
es
D
b

Slide 13 - Quizvraag

01:16
paardrijden=
A
reiten
B
fahren
C
Pferdreiten
D
pferdreiten

Slide 14 - Quizvraag

01:24
tekkel =
A
Tekkel
B
Dakkel
C
Dackel
D
kleiner Hund

Slide 15 - Quizvraag

01:43
Hoe spreek je de "c" uit?
A
see
B
zee
C
zeh
D
tseh

Slide 16 - Quizvraag

02:09
mobieltje =
A
Handy
B
Telefon
C
Anrufer
D
Mobil

Slide 17 - Quizvraag

02:29
Hoe spreken ze de "v" uit?
A
veeh
B
vouw

Slide 18 - Quizvraag

03:11
komkommer=
A
Gohmgohmer
B
Kommkohmer
C
Gurke
D
Kömkömmer

Slide 19 - Quizvraag

Wann beginnt das Oktoberfest?
A
September
B
Oktober
C
November
D
Juni

Slide 20 - Quizvraag

Wo kann man dieses Stadion finden?
A
Berlin
B
München
C
Köln

Slide 21 - Quizvraag

Richtig oder falsch?
De maanden worden in het Duits met een Hoofdletter geschreven.
A
richtig
B
falsch

Slide 22 - Quizvraag

Was sind die Farben der deutschen Flagge?
Von oben nach unten
A
schwarz - rot - gelb
B
rot-schwarz-gelb
C
gelb-zwart - rot

Slide 23 - Quizvraag

Kerst =
A
Kerst
B
Weihnachtszeit
C
Ostern
D
Weihnachten

Slide 24 - Quizvraag

Wie spät ist es?
A
Es ist Viertel vor fünf.
B
Es ist Viertel vor vier.
C
Es ist fast vier Uhr.
D
Es ist Viertel nach vier.

Slide 25 - Quizvraag

Wieviel Einwohner hat Deutschland?
A
1,8 Millionen
B
8,1 Millionen
C
18 Millionen
D
81 Millonen

Slide 26 - Quizvraag

Wieviel Kilometer ist es ungefähr von Amersfoort nach Essen?
A
205 Kilometer
B
175 Kilometer
C
98 Kilometer
D
275 Kilometer

Slide 27 - Quizvraag

Hoe gaat het met jou? =
A
Who geht es dir?
B
Wie geht es dir?
C
wie geht es mit dir?
D
Who geht es mit dir?

Slide 28 - Quizvraag

hoe
waarom
waar
wanneer
wat
waarheen
wie
woher
warum
wo
wann
wer
wohin
was
wie
waarvandaan

Slide 29 - Sleepvraag

Het Duitse voetbalteam =
A
die Fußballspieler
B
die Mannschaft

Slide 30 - Quizvraag

Welche Automarken kommen aus Deutschland?
A
Audi, BMW, Porsche
B
Audi, Porsche, Renault
C
Volkswagen, BMW, Fiat

Slide 31 - Quizvraag

Mehrzahl von Hobby =
A
Hobby's
B
Hobbys
C
Hobbies
D
Hobbien

Slide 32 - Quizvraag

Was sind Flammkuchen?
A
B
C

Slide 33 - Quizvraag

Was sind Lebkuchen?
A
B
C
D

Slide 34 - Quizvraag

Was ist die beste Note in Deutschland?
A
10
B
5
C
1
D
7

Slide 35 - Quizvraag

5

Slide 36 - Video

00:48
Wie sagt man "dat is leuk"
A
das ist Spaß
B
das macht Spaß
C
ich hab' Spaß
D
mir macht es Spaß

Slide 37 - Quizvraag

01:47
Wie sagt man:
"met mij gaat het goed"
A
mit mir geht es gut
B
ich bin gut
C
mir geht's gut
D
mir geht es gut

Slide 38 - Quizvraag

02:11
de zee =
A
der See
B
das See
C
das Meer
D
der Meer

Slide 39 - Quizvraag

02:17
het meer=
A
der See
B
das See
C
das Meer
D
der Meer

Slide 40 - Quizvraag

02:39
jetzt geht's los =
A
Jet gaat los
B
nu gaat het los
C
trek een lot
D
nu gaat het beginnen

Slide 41 - Quizvraag

balpen=
A
Pen
B
Stift
C
Füller
D
Kugelschreiber

Slide 42 - Quizvraag

Wie spät ist es?
A
Es ist Viertel nach neun.
B
Es ist Viertel vor neun.
C
Es ist fast zehn Uhr.
D
Es ist Viertel nach acht.

Slide 43 - Quizvraag

die letzte Deutschstunde
Viel Erfolg in de PWW!

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video