Blok 2 (hfd 3)

Blok 2 (hfd 3)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 12 min

Onderdelen in deze les

Blok 2 (hfd 3)

Slide 1 - Tekstslide

Waarom waren veel Duitsers ontevreden over de Republiek van Weimar?
A
Deze regering had verkeerde plannen.
B
Deze regering was ondemocratisch.
C
Deze regering had de Volkenbond goedgekeurd.
D
Deze regering had het Verdrag van Versailles goedgekeurd.

Slide 2 - Quizvraag

Bij wie was de 'Dolkstootlegende' populair?
A
Bij Duitse soldaten.
B
Bij Duitse mijnbouwers.
C
Bij Duitse vluchtelingen.
D
Bij Duitse Joden.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een gevolg van de Franse bezetting van het Ruhrgebied?
A
Duitsland gaf het Rijnland aan Frankrijk.
B
Duitsland gaf het Ruhrgebied aan Frankrijk.
C
Duitse arbeiders gingen staken.
D
Duitse arbeiders gingen in Frankrijk werken.

Slide 4 - Quizvraag

Wat weet jij over de politiek stroming 'Nationaalsocialisme'?

Slide 5 - Open vraag

Waarom deed Hitler in 1923 een staatsgreep? En lukte dat?
A
Hij wilde Mussolini nadoen. Dit lukte.
B
Hij wilde Mussolini nadoen. Dit mislukte.
C
Hij wilde Stalin nadoen. Dit lukte.
D
Hij wilde Stalin nadoen. Dit mislukte.

Slide 6 - Quizvraag

Waarom is de Rijksdagbrand voor Hitler belangrijk?
A
Het gaf hem dankzij de noodtoestand alle macht.
B
Het gaf het dankzij de noodtoestand nieuwe verkiezingen.
C
Het gaf hem dankzij de volkswoede veel stemmen.
D
Het gaf hem dankzij de volkswoede een anti-Joodse stemming.

Slide 7 - Quizvraag

Welke organisaties kregen in Nazi-Duitsland te maken met gelijkschakeling?
A
Scholen, de akkers en vakbonden.
B
Jeugdorganisaties, communistische partijen en de media.
C
Scholen, de media en vakbonden.
D
Jeugdorganisaties, socialistische partijen en vakbonden.

Slide 8 - Quizvraag

Door welke ideeën had Hitler een reden om landen aan te vallen?

Slide 9 - Open vraag

Welk kenmerk had het nationaalsocialisme wel maar het fascisme niet?
A
Extreem nationalisme.
B
Militarisme.
C
Antisemitisme.
D
Antidemocratisch.

Slide 10 - Quizvraag

Wat past bij Nederland in de jaren 1930?
A
Aanpassingspolitiek en verzorgingsstaat.
B
Aanpassingspolitiek en stempelkantoren.
C
De NSB en verzorgingsstaat.
D
De NSB en ontzuiling.

Slide 11 - Quizvraag

Welke plannen had Stalin met de Sovjet-Unie?
A
Vijfjarenplannen en toetreding Volkenbond.
B
Vijfjarenplannen en internationale isolatie.
C
Collectivisatie en internationale isolatie.
D
Collectivisatie en planeconomie.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het doel van indoctrinatie?
A
Mensen overtuigen.
B
Mensen hersenspoelen
C
Mensen onderdrukken.
D
Mensen over te halen hun stem te geven.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het doel van een showproces?
A
Mensen te veroordelen en de bevolking daar van te overtuigen,
B
Mensen vrij te spreken en de bevolking daar van te overtuigen.
C
Mensen te veroordelen en daar een spektakel van te maken.
D
Mensen vrij te spreken en daar een spektakel van te maken.

Slide 14 - Quizvraag