3.1 WO1

De Eerste Wereldoorlog
paragraaf 3.1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De Eerste Wereldoorlog
paragraaf 3.1

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Terugblik H1
  • Uitleg 3.1
  • Check 3.1
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leg uit dat veel Liberalen voorstanders zijn van een kleine overheid.

Slide 4 - Tekstslide

Wat maakt een "bijzondere school", bijzonder?
A
Het is gesticht door de overheid en niet door burgers
B
Er zijn lessen met ICT (Laptops Ipads ect.)
C
Scholen die niet door de overheid zijn gesticht en uitgaan van een geloofsovertuiging
D
Scholen met docenten die niet ouder dan 30 mogen zijn

Slide 5 - Quizvraag

Welk kenmerk past niet bij een parlementaire democratie?
A
Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
B
De politieke macht ligt bij het parlement.
C
De regering beslist of een wet wordt aangenomen.
D
Er zijn vrije en geheime verkiezingen.

Slide 6 - Quizvraag

3. Welke politieke stroming past bij de uitleg?
Uitleg
Politieke stroming
Politieke groep die vindt dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben.
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.
Politieke groep waarbij mensen hun ideeën over politiek, onderwijs etc. baseren op hun godsdienst
Liberalen
Sociaaldemocraten
Confessionelen

Slide 7 - Sleepvraag

6. Wat hoort bij elkaar? Sleep de taken naar de juiste personen
Minister-president
Ministers
Regering
Parlement
Zitten in de regering
Is samen met de regering de baas
Bestuurt het land
Leidt de regering

Slide 8 - Sleepvraag

In een stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
I. hebben grote, landelijke politieke partijen kans op meerdere Kamerzetels.
II. is het voor kleine politieke partijen onmogelijk om een Kamerzetel te halen.
III. hebben zwevende kiezers weinig invloed.

A
Alleen I is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoelen
aan het eind van de les:
- ken je de begrippen: Nationalisme, militarisme, imperialisme en bondgenootschappen
- kun je verklaren hoe deze begrippen hebben geleid tot het uitbreken van WO1

Slide 10 - Tekstslide

WOI
  • 'The Great War'
  • 1914-1918
  • totale oorlog 

Slide 11 - Tekstslide

Oorzaken 
  1. nationalisme
  2. imperialisme
  3. militarisme
  4. bondgenootschappen  

aanleiding: Moord op kroonprins Franz-Ferdinand 

Slide 12 - Tekstslide

hoofdrolspelers
  • Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Ottomaanse Rijk, Italië
  • Frankrijk, Engeland, Rusland, VS (vanaf 1917)

Slide 13 - Tekstslide

Oorzaak 1: Nationalisme
Nationalisme= overdreven trots zijn op eigen land, vaderlandsliefde
  • in Duitsland ontstonden begin 19e eeuw nationalistische bewegingen
  • Duitsland was nooit één land, verschillende graafschappen, hertogdommen + koninkrijken Pruissen en Beieren
  • ook veel Duitssprekenden elders: Oostenrijk
  • alle Duitssprekenden volken in één land verenigden  

Slide 14 - Tekstslide

Frans-Duitse oorlog
  • Otto von Bismarck (premier/kanselier) Pruissen streefde naar Duitse staat
  • hoe? -> oorlog 
  • oorlog tegen Oostenrijk en Denemarken
  • angst bij Frankrijk: oorlogsverklaring 1871
  • Grote nederlaag Frankrijk --> Frankrijk moest Elzas-Lotharingen afstaan + 5 miljard Franc betalen
  • Wilhelm I (koning Pruissen) gekroond dot 1e keizer van Duitsland in Versailles
  • Duitse eenwording  

Slide 15 - Tekstslide


Oorzaak 2: Imperialisme


Imperialisme = streven naar een wereldrijk
  • Landen wilden laten zien dat zij de beste zijn: koloniën nodig
  • Duitsland had deze niet en begon met veroveringen Afrika
  • nieuwe strijd om koloniën -> modern imperialisme 
  • Duitsland had hiernaast grondstoffen (oorlogsindustrie) en afzetmarkten nodig

Slide 16 - Tekstslide

Oorzaak 3: Militarisme
militarisme= voorliefde voor militair vertoon en verheerlijking van oorlog

  • nieuwe wapens uitgevonden: mitrailleur,  slagschip, duikboten, granaat, gifgas
  • wapenwedloop
  • ieder land had beste leger 

Slide 17 - Tekstslide

veelvolkerenstaten 
veelvolkerenstaat= groot rijk waarin meerdere volken woonden -> steeds meer interne problemen

  • Ottomaanse Rijk
  • Russische Tsarenrijk
  • Oostenrijk-Hongarije 

Slide 18 - Tekstslide

Oostenrijk-Hongarije
Binnenlandse problemen:
  • Hongaren streefden naar zelfbestuur -> verkregen dit in 1866 -> dubbelmonarchie
Buitenlandse problemen:
  • na oorlog met Pruissen: gebieden verloren, oplossing: Bosnië-Herzegovina bezetten
  1. in Bosnië woonden moslims -> wilden niks met Katholieken Oostenrijkers te maken hebben
  2. in Bosnië woonden veel Serven, wilden liever bij Servië horen

Slide 19 - Tekstslide

Ottomaanse Rijk
Turks Rijk met o.a. delen van Azië, Arabische wereld + Balkan
  • meerdere volken met eigen taal, cultuur, religie 
  • meerdere landen trokken zich los:  Serven, Roemenen, Bulgaren, Grieken

Slide 20 - Tekstslide

Rusland
  • veelvolkerenstaat: Litouwen, Estland, Letland, Finland, deels polen 
  • Tsaren waren orthodox Christelijk, maar in het rijk ook veel Joden, Christenen

Slide 21 - Tekstslide




Oorzaak 4: bondgenootschappen


  • Rusland problemen met Ottomanen, Frankrijk met Duitsland -> bondgenootschap
  • Duitsland ingesloten door Rusland en Frankrijk -> tweefrontenoorlog -> bondgenootschap met Oostenrijk-Hongarije + Italië
  • Von Schlieffenplan 

Slide 22 - Tekstslide

bondgenootschappen
Triple Entente/ Geallieerden
  • Engeland

  • Frankrijk 
  • Rusland (tot 1917)
  • VS (Vanaf 1917)
Triple Alliantie/ Centralen

  • Duitsland
  • Oostenrijk-Hongarije
  • Italië

Slide 23 - Tekstslide